‘Dickicht’ van B. Brecht door 't Barre Land, v.l.n.r. Vincent van den Berg en Ingejan Ligthart Schenk - Foto F. van der Hoeven.
me een voorstelling uit 1980 van het toenmalige Theater uit Arnhem, dat het stuk speelde onder de titel
In de jungle van de steden. 't Barre Land brengt het eenvoudigweg als
Dickicht en is behoorlijk eigenzinnig met Brecht aan de haal gegaan; weliswaar zonder de auteur geweld aan te doen, maar ook zonder een bevredigende oplossing te vinden voor de tekortkomingen van dit jeugdwerk.
Dickicht blijft in vele opzichten cryptisch en, vooral, fragmentarisch.
De hoofdpersoon, bibliothecaris George Garga (Vincent van den Berg), gaat de strijd aan met de houthandelaar Shlink (Ingejan Ligthart Schenk) die hem niet zijn boeken, maar zijn mening probeert af te troggelen. Garga gaat op de provocatie in en raakt gaandeweg verstrikt in een bizarre wedloop van winst en verlies, waar uiteindelijk niemand beter van wordt, ook Shlink niet, al beheerst hij de wetten van de jungle beter dan de kwetsbare Garga.
De spelers van 't Barre Land, die in deze productie zichzelf regisseren, lijken er niet op uit de bekende Brechtiaanse gemeenplaatsen, zoals idealisme contra materialisme, te benadrukken. In hun opvatting is Dickicht veeleer een persoonlijk drama, niet alleen dat van Garga, maar ook dat van diens tegenpool Shlink. En de achterliggende bedoeling is uiteindelijk eerder cynisch dan richtinggevend - want welke keuze de mens ook maakt, het zal altijd de verkeerde blijken te zijn. De spelers van 't Barre Land vertellen dat verhaal op de van hen - en van hun voorbeeld Maatschappij Discordia - bekende wijze: afstandelijk, maar niet zonder betrokkenheid; vervreemdend, maar niet humorloos.
Terwijl Sladek en Garga vooral de indruk maken van stuurloze opportunisten, komt, althans in het portret dat Theatergroep Hollandia van hem schetst, Marinus van der Lubbe vooral over als een stuurloze idealist. In Ongebluste kalk, ‘elektrisch muziektheater’, wordt Van der Lubbe - precies negentig jaar geleden geboren - neergezet als de eenvoudige Leidse arbeidersjongen die domweg zijn impulsen volgt, niet gehinderd door praktische bedenkingen of intellectuele ballast. Die roekeloosheid resulteert in 1933 in het in brand steken van de Berlijnse Rijksdag, een daad waarmee Van der Lubbe zich op twijfelachtige wijze onsterfelijk maakte: indirect verschafte hij met deze protestactie Hitler een laatste alibi om definitief de macht te grijpen.