Berlinde de Bruyckere, ‘I never promised you a rosegarden’, 1991, Stedelijk Museum voor Actuele Kunsten, Gent.
re was te zien in de Campo Santokapel (Campo Santo) in Gent. De kapel was bezaaid met stoelen; op elk van die stoelen lag een deken, telkens anders van origine, kleur en design. Naar het altaar toe werden de stoelen en dekens meer en meer op elkaar gestapeld, wat voor een kleurrijke maar tegelijk ook chaotische aanblik zorgde: mooi en toch bedreigend, hemels en toch hels. De hele wereld op een hoopje. Berlinde de Bruyckere is gefascineerd door die dualiteit tussen koesteren en verstikken, tussen de menselijke liefde en de menselijke terreur. In het begin van haar artistieke loopbaan leek zij op zoek naar een formele schoonheid van de vorm, maar gaandeweg werd ze zich meer en meer bewust van een inhoudelijke storingsfactor die dergelijke utopische symmetrie verhinderde en waarvoor zij een uitgesproken antenne heeft: de existentiële angst van de mens. Beschutting zoeken binnen de chaos heeft onvoorspelbare resultaten: de redding of de dood. Of beide, want onder de dekens wordt ook nieuw leven gecreëerd, sleept de vrouw haar fatale lot en toekomst met zich mee.
Onschuld kan een hel zijn. Vanaf het begin is het werk van Berlinde de Bruyckere getekend door de twee kanten van de medaille. Een huis of tent kan beschutting bieden, maar kan evengoed een kooi zijn, een raster van staal. Manden vol rozen op een rek: ‘I never promised you a rosegarden’. De rozen, symbool van liefde, bleken van lood gemaakt, vormgegeven verdriet. Grote goedendags (een typisch slagwapen uit de Middeleeuwen) liggen vastgeklonken aan bomen in het bos: het wapen is onbruikbaar en ongevaarlijk, maar de rust van de wandelaar in het bos is verstoord.
Onschuld kan een hel zijn. Zo luidde ook de titel van een grote openluchttentoonstelling van Berlinde de Bruyckere in '95 in Antwerpen. In die expositie was een sleutelrol weggelegd voor ‘de vrouw’. Verscholen op een eilandje tussen de bomen kropen twee vrouwenfiguren een boom in - ook al op een beklemmende manier bedekt met dekens. Dergelijke figuren maakt De Bruyckere geregeld: een vrouw die hoog op een boomtak de stam omarmt, het hoofd verborgen onder de dekens, alleen de blote, marmeren benen zijn zichtbaar. Of een vrouw, overladen met dekens die de indruk geven dat zij haar huis met zich meedraagt. Die vrouwen, ook al zijn ze grotendeels onzichtbaar, lijken onnoemelijk echt: kwetsbaar, maar tegelijk onvermoeibaar, wanhopig-verbeten kruipend, klimmend en strompelend.