Ons Erfdeel. Jaargang 42
(1999)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 280]
| ||||
M.C. Escher, ‘Tekenen’, 1948, lithografie, 28,5 x 34 cm. - © M.C. Escher / Cordon Art-Baarn.
houden in de Rotterdamse Kunsthal en in kasteel Groeneveld te Baarn, en er verscheen een nieuwe Escher-biografie van de hand van Wim Hazeu. De beide tentoonstellingen trokken record-aantallen bezoekers. Opvallend was dat haast alle kijkers ondanks de drukte heel lang bij bepaalde prenten stil bleven staan. Iedere bezoeker leek zichzelf steeds weer dezelfde vragen te stellen: ‘Hoe zitten die prenten in elkaar?’ en ‘Hoe heeft hij het gedaan?’ Soms is het gemakkelijk daarop een antwoord te vinden: bij de litho ‘Tekenen’ (1948) zie je twee handen die tekenen aan de manchetten om elkaars pols. Het idee om tekening en tekenende handen in elkaar te laten overgaan, is origineel, maar toch ook weer niet zo ver gezocht. Bewondering wekken vooral de vakkundige uitwerking en de serene sfeer die de prent omgeeft. In zekere zin geldt dat ook voor een aantal andere ‘onmogelijke’ Escher-prenten, bijvoorbeeld ‘Belvédère’ (1958), waar een trap binnen en buiten een uitzichttoren omhoog loopt, ‘Waterval’ (1961), waar water door een goot omhoog lijkt te stromen, of ‘Klimmen en Dalen’ (1960), waar monniken langs een torentrans omhoog en omlaag lopen zonder echt omhoog of omlaag te komen. Voor al deze prenten geldt dat de ‘tekentruc’ niet zo moeilijk te doorzien is; veel scholieren hebben er plezier in om eigen ‘onmogelijke’ variaties te verzinnen. Toch blijft de verrassing nog lang nawerken. Maar in Eschers eigen prenten worden de bewondering en de verwondering van de kijker steeds weer gevoed door de meesterlijke uitvoering van het idee. Ook draagt de realistische, maar tegelijkertijd ook vervreemdende vormgeving van de prenten niet weinig bij aan het intrigerende effect ervan. Eschers leven als graficus valt in twee perioden uiteen. De eerste begint in Haarlem, waar hij zich onder leiding van S. Jessurun de Mesquita bekwaamt in de ‘Grafische en Decoratieve Kunsten, in het bijzonder de houtsnede’. Aansluitend volgt een lang verblijf in Italië, waar hij veel naturalistisch en figuratief werk maakt, maar weinig verkoopt. Materiële zorgen kent hij echter niet, want zijn vader, een welgestelde civiele ingenieur, zendt hem maandelijks genoeg geld om rond te komen. Die ondersteuning blijft ook in stand als Escher in 1924 trouwt met Jetta Umiker, de dochter van een Zwitserse vader en een Italiaanse moeder, die het grootste deel van haar jeugd in Rusland heeft doorgebracht. Het echtpaar vestigt zich in Rome, totdat in 1935 het fascisme het jonge gezin - dat inmiddels met twee zonen is uitgebreid - ertoe brengt naar Zwitserland te emigreren. Het keerpunt in Eschers carrière als graficus valt in de zomer van 1936, wanneer hij voor de tweede maal een bezoek brengt aan het Alhambra in Granada (de eerste keer was in 1922 geweest), en opnieuw in de ban raakt van de Moorse ornamentele kunst. Samen met Jetta kopieert hij geduldig de ene na de andere vlakvulling, en vanaf dat moment zal het thema regelmatige vlakvullingen hem niet meer loslaten. Escher noemde de studie ervan later ‘de rijkste bron die ik ooit heb aangeboord’. In 1958 zou hij er een geïllustreerde verhandeling over schrijven voor een bibliofiele uitgave van de stichting ‘De Roos’. Terug in Zwitserland, en later in België, waarheen de familie kort daarna verhuist, maakt Escher een diepgaande studie van de mogelijkheden die regelmatige vlakvullingen | ||||
[pagina 281]
| ||||
met herkenbare mensen- en dierenfiguren te bieden hebben. De resultaten ervan vinden hun neerslag in schetsboeken, en in getransformeerde vorm leveren ze belangrijke bijdragen aan zijn latere oeuvre. Het eerste grote werk in de nieuwe richting is de houtsnede ‘Dag en Nacht’ uit 1938, een van zijn bekendste prenten. Links ziet men een polderlandschap en een rivier die baden in het licht, rechts hetzelfde tafereel, maar dan gespiegeld, en bij nacht. Intrigerend is vooral de overgang, die bewerkstelligd wordt door een schaakbordpatroon van polders en sloten, dat naar boven toe geleidelijk overgaat in een vlakvulling met witte en zwarte vogels. ‘Dag en Nacht’ vond aanvankelijk weinig aftrek, maar dat zou in de loop der jaren veranderen. Aan het eind van zijn leven had Escher er 611 afdrukken van gemaakt en verkocht. Eschers werk is vaak uitgegeven en van commentaar voorzien. Het standaardwerk is Leven en werk van M.C. Escher uit 1981, dat behalve een uitgebreide biografie en een volledig geïllustreerde catalogus van zijn werk ook nog teksten bevat van Escher zelf: de volledige tekst met illustraties van zijn verhandeling over regelmatige vlakvullingen. uit 1958, en een in schitterend proza geschreven verslag van een zeereis naar Canada. Wat kan een nieuwe biografie hieraan nog toevoegen? Eigenlijk betrekkelijk weinig. Hazeu reconstrueert aan de hand van brieven en dagboekfragmenten Eschers leven zeer gedetailleerd, maar het beeld dat we al van hem hadden, wordt er niet wezenlijk door bijgesteld of aangevuld. Ook biedt Hazeu geen nieuwe gezichtspunten op Eschers werk of op zijn gedachtegoed. Voor de mathematische en structurele aspecten van Eschers werk verwijst hij vooral naar de wiskundige Bruno Ernst, die daarover in 1976 een studie publiceerde, gebaseerd op uitgebreide gesprekken en correspondentie met Escher zelf. De schetsboeken uit de oorlogsjaren, waarin Escher een volstrekt nieuwe classificatie uitwerkt van de mogelijkheid om regelmatige vlakvullingen met kleuren te combineren, vermeldt Hazeu slechts terloops. Toch liggen juist daarin veel sleutels voor een nieuw, of in elk geval een wezenlijk rijker beeld van Escher als kunstenaar en als onderzoeker. Niet voor niets noemde Escher zelf de studie van de regelmatige vlakvullingen zijn rijkste inspiratiebron. Zijn schetsboeken bevatten geen onbelangrijke probeerseltjes, maar een schitterende collectie minutieuze studievoorbeelden waarin rijke meetkundige structuren op een systematische wijze in kaart worden gebracht. Er was een andere wiskundige, de Amerikaanse professor Doris Schattschneider, voor nodig om die schatkamer te ontsluiten. Haar boek Visions of Symmetry bevat prachtig verzorgde kleurenreproducties van alle schetsen en verwante werken van Escher, door haar voorzien van uitgebreid en deskundig commentaar. Met de studie van Schattschneider kunnen we zeggen dat het beeld van de kunstenaar M.C. Escher nu compleet is. In het register van Hazeu's biografie komt Schattschneiders naam echter niet voor; voor haar boek heeft hij alleen maar een plaatsje in de literatuurlijst gereserveerd.
Jan van de Craats
| ||||
Literatuur
|
|