Ons Erfdeel. Jaargang 42
(1999)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermdTwee eeuwen Rijkswaterstaat‘Nederland was tot ver in de 19de eeuw een onveilig land. Langs de kust en de grote rivieren verkeerde de bevolking vanaf de herfst tot ver in het voorjaar in angstige spanning: zouden de dijken ook dit jaar bestand zijn tegen stormvloeden, hoog water en ijsgang?’ (p.54). | ||
[pagina 150]
| ||
Wie Nederland echt wil leren kennen, moet onvermijdelijk vertrouwd raken met enkele fundamentele kenmerken van land, volk en geschiedenis. ‘Water’, beter, Nederlands relatie met water, is zo'n essentiële karakteristiek. De vormende invloed van die bijzondere relatie met water voor de Nederlandse samenleving, cultuur en politiek kan bezwaarlijk worden overschat: water is, in een land dat letterlijk aan het water is onttrokken, een factor van existentieel belang, een bron van - zeker tot diep in de vorige eeuw - existentiële vrees. Die vrees is ook gebaseerd op historische gegevens: sinds omstreeks 1200 is naar schatting 130 keer sprake geweest van een stormvloed waarbij de zee de dijken overspoelde. Zeer vaak vielen daarbij, naast de materiële schade, ook veel doden te betreuren. Het laatst was dat het geval bij de stormvloed van 1953, die ruim 1800 mensen het leven kostte. En binnenslands, langs de grote rivieren, was de situatie niet veel veiliger: in de laatste 200 jaar hebben zich daar ruim 200 dijkdoorbraken voorgedaan, ook met veel menselijke en materiële schade als gevolg. De zorg voor de waterstaat is voor Nederland bijgevolg een kwestie van de ‘physique existentie dezes lands’. Dat verklaart dat die zorg aanleiding was tot het ontstaan en de ontwikkeling van eigen, gespecialiseerde instituties voor de waterstaat: de waterschappen, een oude maar ook zeer eigentijdse vorm van publiek-private samenwerking voor het collectieve waterbeheer, en, op nationaal niveau, Rijkswaterstaat, de overheidsorganisatie die voor het waterbeheer - maar daarnaast ook voor een deel van de ‘droge’ infrastructuur - verantwoordelijk is. Naar aanleiding van het 200-jarig bestaan heeft Rijkswaterstaat, naast een fotoboekGa naar eindnoot1, een schitterend uitgegeven publicatie over de eigen geschiedenis laten verschijnen. Het boek maakt ten overvloede duidelijk hoe belangrijk water en waterbeheer zijn voor het land, voor de veiligheid, voor de welvaart, de cultuur, de politiek, enzovoort. Het vertelt hoe het waterbeheer zich, van omstreeks 1200 af, als een collectief georganiseerde zorg heeft ontwikkeld. Maar het beschrijft vooral op welke wijze Rijkswaterstaat sinds 1798 invulling heeft gegeven aan die taak. Het boek gaat over de organisatie Rijkswaterstaat, maar ook over de politieke context daarvan, de wisselende politieke en bestuurlijke verhoudingen, en over de geleidelijke opbouw van Rijkswaterstaat als een ‘staat-in-destaat’. Het beschrijft bovendien de vele plannen en projecten van Rijkswaterstaat, de politieke en de technische aspecten van het waterbeheer en ook de voortdurende confrontatie met burgers, bedrijven en lagere overheden, die zich weliswaar voor het water beveiligd wilden weten, maar zich tegelijk door allerlei infrastructuurwerken in hun eigen ontwikkelingsmogelijkheden tekort gedaan voelden. Vanuit politiek-historisch perspectief is juist die ontwikkelingsgeschiedenis van Rijkswaterstaat als een organisatie-in-context, het interessantste aan deze publicatie: Rijkswaterstaat in een context van wetenschappelijke, technische, economische, politieke en culturele ontwikkelingen, waarachter voortdurend het ‘basso continuo’ van het existentiële belang van het waterbeheer hoorbaar is. Alleen in die context is trouwens de specifieke (machts)positie van Rijkswaterstaat begrijpelijk. En als dat existentiële belang door kortzichtigheid of vergetelheid verwaarloosd dreigde te raken, zorgde een (bijna) ramp weer voor een nieuw momentum, ook in de positie van Rijkswaterstaat. Opvallend is dat Rijkswaterstaat gedurende haar gehele ontwikkelingsgeschiedenis opdrachten van haast militaire prioriteit krijgt - typerend is het ‘onderzoek alles’, waarmee de organisatie in de jaren dertig politiek carte blanche kreeg om de risico's van overstromingen in de delta te onderzoeken; de plannen die op het onderzoek hadden moeten volgen, moesten helaas tot na de ramp van 1953 wachten. Het existentiële belang van haar opdracht en het haast militaire karakter van haar zending (‘verdedigt het land’), verklaren positie en karakter van deze overheidsorganisatie - eigenlijk passend in een bijna Napoleontisch technocratisch etatisme. Het verklaart onder meer waarom, tot de dag van vandaag, geen andere Nederlandse overheidsorganisatie zoveel geld uitgeeft aan onderzoek. Tegelijkertijd verklaart haar existentiële missie en verantwoordelijkheid dat Rijkswaterstaat ook al 200 jaar aan de top staat van zowel techni- | ||
[pagina 151]
| ||
sche als bestuurlijke innovaties: in een verder verleden hebben bijvoorbeeld landmeting en kartering in Nederland zich, mede door Rijkswaterstaat, zo goed ontwikkeld. Recenter heeft Rijkswaterstaat, ondanks haar reputatie als harde, technocratische machinerie, als eerste geëxperimenteerd met allerlei advies- en inspraakregelingen, ook voor die begrippen in de jaren '70 gemeengoed werden. Rijkswaterstaat is daarom al 200 jaar lang een van de meest innovatieve overheidsorganisaties van Nederland. Dit boek beschrijft, op grond van een brede geschiedenis-opvatting, in leesbare taal en adequaat geïllustreerd het waarom, hoe en wat van die ontwikkeling.
Pieter Leroy
|
|