De Messias van Vlaanderen
Frans van Cauwelaert, 1880-1910
Wie vandaag aan studenten vraagt naar Frans van Cauwelaert loopt veel kans van een koude kennis terug te keren. Nooit van gehoord! Op een ogenblik dat Vlaanderen stilaan de contouren van een zelfstandige staat krijgt, is deze gebrekkige historische kennis meer dan betreurenswaardig. Want Frans van Cauwelaert (1880-1961) is zonder twijfel een van de grote staatslieden die Vlaanderen heeft voortgebracht. Niet zozeer vanwege zijn burgemeesterschap van Antwerpen (1921-1932) of zijn voorzitterschap van de Belgische Kamer van Volksvertegenwoordigers (1939-1954), maar vooral vanwege zijn cruciale rol in de vernederlandsing van Vlaanderen in de tussenoorlogse periode.
Publicaties over Van Cauwelaert ontbreken niet dankzij het indrukwekkend archief dat de politicus heeft nagelaten (het grootste deel ervan wordt bewaard in het Archief en Museum voor het Vlaams Cultuurleven te Antwerpen). Op basis van deze verzameling werden reeds enkele stevige publicaties aan Van Cauwelaert gewijd. In 1971 verzorgde Reginald de Schryver een uitgave van het voorlogsdagboek. Mia van Mechelen publiceerde in 1980 een uitgebreide ‘Kroniek van Frans van Cauwelaert’ en verzorgde later eveneens een uitgave van zijn briefwisseling tot 1914. In diverse andere publicaties - vooral over de Vlaamse beweging of de katholieke partij in de tussenoorlogse periode- is Van Cauwelaert een van de centrale figuren. Maar een echte biografie ontbrak.
Wils' belangstelling voor Van Cauwelaert dateert van ca. 1970, toen hij een studie over het activisme tijdens de Eerste Wereldoorlog voorbereidde. In zijn boek Flamenpolitik en activisme (1974) voert hij de Antwerpse volksvertegenwoordiger op als een staatsman met visie, in scherp contrast met de kortzichtigheid van de regering in Le Havre en de koning. Deze voorstelling komt nog geprononceerder naar voren in Wils' grote werk 100 jaar Vlaamse beweging. Centraal in het tweede deel (1985) staat de strijd om het Vlaams minimumprogramma tussen koning Albert en Van Cauwelaert in de jaren twintig.
Enkele jaren geleden begon Wils met een Van Cauwelaert-biografie. Het eerste deel ligt nu op tafel. Het behandelt de periode tot 1910, het jaar waarin de dertigjarige Van Cauwelaert tot volksvertegenwoordiger voor Antwerpen wordt gekozen. Veel aspecten van de jonge Van Cauwelaert waren al bekend, maar de auteur slaagt er toch in dankzij nieuwe bronnen - o.a. een deel van de niet gedeponerde familiepapieren - een duidelijker licht te werpen op diens optreden.
Het boek opent met een typering van het Klein Seminarie van Hoogstraten, waar de boerenzoon uit het Pajottenland dankzij een studiebeurs terecht komt voor zijn humaniora en waarschijnlijk met het oog op een geestelijke roeping. De auteur schrijft over een ‘krampachtig volgehouden religieuze sturing’ (p. 16), zelfs over ‘godsdienstige indoctrinatie’ (p. 25) en het valt op hoe hij ook later in het boek herhaaldelijk de bekrompenheid van de katholieke cultuur en opvoeding hekelt. Maar de schitterende leerling kiest in 1899 niet voor het priesterschap, wel voor het Institut Supérieur de Philosophie van Mgr. Mercier te Leuven. Hij kiest ook voor een engagement in de Vlaamse beweging, want Hoogstraten is niet alleen een. ‘pastoorsfabriek’, het is ook een ‘kweekplaats van flaminganten’ (p. 22). De jonge Van Cauwelaert beleeft er zijn Vlaamse vuurdoop in de commotie rond de Gelijkheidswet (1898) (de wet waardoor het Nederlands naast het Frans als officiële taal voor de wetgeving wordt erkend).
Vanaf de universitaire periode krijgt Van Cauwelaerts biografie vaart. Zij wordt getekend door twee lijnen die elkaar vanaf 1906 kruisen. Er is de politicus in spe en zijn geleidelijke opgang tot voorman in de Vlaamse beweging en er is de universitair en zijn streven naar een professoraat. Het verhaal van Van Cauwelaerts opgang in de Vlaamse beweging is grotendeels bekend. Er is de ‘overrompelende activiteit in de scholieren- en studentenbeweging’ (p. 53) en de groeiende nationale uitstraling als gevierd spreker, gezegend met de gave van het woord. Wils onderstreept het belang van zijn optreden op het Vlaams Katholiek Congres van 1905 te Lier (de lezer moet even naar de datum zoeken) en van de invloed die uitgaat van de bundel Verhandelingen en voordrachten uit 1908. Van Cauwelaerts visie op de Vlaamse beweging wordt gekenmerkt door een pedagogisch gekleurd ideaal van karaktervorming en culturele verfijning gekoppeld aan de behoefte aan ‘volksontwikkeling’ in sociale en zelfs eco-