Prinsen en poorters
De eminente specialist van de Bourgondische Nederlanden Walter Prevenier publiceerde met Wim Blockmans en zes andere Bourgondië-kenners bij het Mercatorfonds het genereus geïllustreerde Prinsen en poorters, dat een overzicht wil bieden van de Nederlandse maatschappij in de late Middeleeuwen. Het werk resumeert de bestaande kennis over de Bourgondische Nederlanden, waarbij oudere inzichten aan de hand van recente maar misschien minder bekende publicaties gecorrigeerd worden. Op die manier worden de wijdverspreide theorieën van bijvoorbeeld Ariès, Huizinga en Flandrin door nieuwe bevindingen ten dele weerlegd. Anderzijds zijn de verschillende hoofdstukken niet het resultaat van voor dit boek verricht onderzoek. Dat het werk vooral een populariserende functie heeft, bewijst ook de afwezigheid van een index en een kritisch apparaat, dat vervangen wordt door een oriënterende bibliografie. Zij stilt misschien wel de eerste honger van de nieuwsgierige lezer, maar maakt de vele citaten en gegevens vrijwel ontoegankelijk. Uitgevers schijnen de waarde van een dergelijk apparaat, dat de kostprijs van een boek inderdaad wat verhoogt, maar niet te willen begrijpen.
In tegenstelling tot Prevenier en Blockmans' uit 1983 daterende De Bourgondische Nederlanden, dat een klassieke thematische indeling handhaaft (geografie, economie, sociale geschiedenis, politiek en cultuur), of tot nog klassiekere studies die chronologisch tewerk gaan, legt Prinsen en poorters sterk de nadruk op een sociologische benadering. In vier delen belicht het boek de verschillende geledingen in de Bourgondische maatschappij en de patronen en technieken van interactie. Deel 1 is volledig gewijd aan de voorstelling van de protagonisten van het verhaal: de vorst en zijn hovelingen, de overheidsambtenaren, de adel en geestelijkheid, de stedelijke gemeenschap en de plattelandsbewoners. Deel 2 gaat dieper in op de gedragspatronen van elke sociale groep, met vooral aandacht voor de vrijetijdsbesteding. Deel 3 ontleedt de verschillende maatschappelijke netwerken en de door hen uitgeoefende sociale controle. Deel 4 tenslotte, beschrijft de conflicten in de Bourgondische maatschappij.
Nadeel van deze aanpak is dat men voor het algemene kader moet grijpen naar andere werken. Een hoofdstuk over de vorming van de Bourgondische Nederlanden ware wenselijk geweest, net als een overzichtskaart en een gedetailleerde stamboom. Een dergelijk stuk zou niet eens uit de toon gevallen zijn binnen de aanpak die door de auteurs werd verkozen. In deze ontstaansgeschiedenis had men immers ook aandacht kunnen besteden aan de incorporatie van nieuwe gebieden en elites, of de uitschakeling van tegenstanders, de technieken tot vestiging van het nieuwe gezag, de aan-