Nederlandse koloniale taalpolitiek
In 1993 heeft Kees Groeneboer met zijn dissertatie De Weg tot het Westen de geschiedenis geschreven van de Nederlandse koloniale taalpolitiek ten aanzien van het Nederlands in Oost-Indië, het huidige Indonesië. In vervolg op dit standaardwerk (waarvan ook een Engelstalige bewerking uitkomt bij Amsterdam University Press, onder de titel Gateway to the West), is er in 1997, onder redactie van Groeneboer, een bundel verschenen met elf studies over de door Nederland gevoerde koloniale taalpolitiek, niet alleen in de Oost-Indische bezittingen (zeven bijdragen), maar ook in Suriname en het Caraïbisch gebied (vier bijdragen). Naast de politiek ten aanzien van het Nederlands komt hier nu ook aan de orde de koloniale benadering van de andere talen, zoals het Maleis in het oosten en het Sranang en Papiaments in het westen. Daarbij wordt allerlei belangwekkend materiaal gepresenteerd, dat licht kan werpen op een aantal centrale vragen inzake doel en opzet, uitvoering en effect van de Nederlandse koloniale taalpolitiek.
Een kernvraag is natuurlijk waarom er van het Nederlands nog maar zo bitter weinig over is in het hedendaagse Indonesië. Daar zijn verschillende historische oorzaken voor aan te wijzen, die tegelijk ook verklaren waarom het Nederlands, in tegenstelling tot de talen van andere Europese imperia, geen wereldtaal is geworden. Indië is altijd een wingewest geweest; het Nederlands koloniaal imperium werd geregeerd door de commerciële imperatief. Er zijn in Nederlands-Indië nooit op grote schaal Nederlandse volksplantingen gevestigd, en vanouds was het gebruik van het Nederlands er beperkt tot de Europese bovenlaag. Nederlandstalig onderwijs was beperkt tot kinderen uit deze Europese minderheid en die van een kleine Indonesische elite. Daarbij Komt dat voor het Nederlands - met het oog op eenheid in bestuur, administratie en onderwijs - de band met de standaard van het moederland altijd richtinggevend is gebleven. In de praktijk betekende dit: vasthouden aan de norm van zuiver Europees Nederlands; afwijzing van spellingvereenvoudiging ten behoeve van de anderstalige leerders in de koloniën; bestrijding van het Indisch Nederlands als kromtaal en verbastering; en hantering van het Nederlands als sociaal uitsluitingsmiddel. Traditioneel werd er ook weinig in het Nederlands geïnvesteerd. Er werd een restrictieve onderwijspolitiek gevoerd, want altijd was er de vrees dat met het Nederlands als ‘Weg tot het Westen’ ook allerlei gevaarlijke westerse ideeën naar Indonesië zouden komen. Staatscontrole over het onderwijs en censuur op bibliotheken en media moesten ervoor zorgen dat de modernisering van de kolonie wat dit betreft in goede banen werd geleid. Dit alles had tot gevolg dat in 1940 slechts twee procent van de bevolking Nederlands kende.
Tegenover het Nederlands dat aldus een koloniaal symbool was geworden, kozen de Indonesische nationalisten in 1928, in de geest van non-coöperatie, het Maleis tot eenheidstaal, als symbool van hun onafhankelijkheidsaspiraties. En na de Indonesische onafhankelijkheid is het Nederlands daar dan ook afgeschaft. In Suriname en de Antillen daarentegen had het Nederlands historisch een andere positie. Het sociale overwicht van de Europese bovenlaag is daar al vroeg vertaald in bevordering van het Nederlands ten koste van de andere talen: het Nederlands is in Suriname al sinds 1667 (in het onderwijs sinds 1876) de officiële taal, en dat is nu nog steeds zo.
Een tweede vraag die in de verschillende bijdragen aan de orde komt, is: Wat heeft de Nederlandse koloniale taalpolitiek nu betekend voor de veeltaligheid in de voormalige koloniën en voor de vele daar gesproken talen? In Nederlands-Indië was het uitgangspunt de realistische erkenning dat in de praktijk het Maleis overal de dominante contacttaal was. Dit heeft geleid tot actieve overheidsbemoeienis met deze taal, mede met het oog op modernisering van de inlandse samenleving. Het gaat te ver om te zeggen dat Indonesië zijn eenheidstaal nu aan Nederland te danken heeft, maar de Nederlandse taalpolitiek heeft daar - zowel in positieve en negatieve zin - zeer zeker veel aan bijgedragen. In het openingshoofdstuk geeft Henk Maier een boeiend en uiterst kritisch overzicht van de koloniale overheidsbemoeienis met het Maleis, die gekenmerkt werd door grondige wetenschappelijke bestudering maar evenzeer ook door paternalistisch ingrijpen bij de standaardisering van de Maleise spelling, het lexicon en de grammatica. Dit standaard-Maleis werd vervolgens via bestuur, rechtspraak, on-