de foto te zien is maar erdoor kan worden opgeroepen. Hij laat de mensen spreken, hun verhaal vertellen. Naast het gezicht, dat ze al op de foto's hebben, krijgen ze nu ook een stem, een geschiedenis en soms zelfs een naam: ‘nonkel Adhemar’, ‘Leon’ of ‘Rebecca’. Maar op de achtergrond is er toch altijd de oorlog, die aan de meest triviale dagelijkse dingen een tragische dimensie geeft.
We zien een moeder, met haar zondagse keukenschort aan. Ze zit te poseren op een stoel, met tegen zich aangeleund haar beide kinderen. Hun dikke wangetjes blinken, zo hard zijn ze gewassen. Hun kousen zijn flink opgetrokken tot aan de knie en op bevel van de fotograaf kijken ze niet direct in de lens, maar schuin weg naar iets wat er duidelijk niet is. Het meisje houdt een haveloze, versleten pop vast. Ook moeder kijkt in dezelfde richting, ze houdt tenminste haar hoofd zo. Maar ze kijkt ook naar de fotograaf en dus naar ons, alsof ze zich ervan wil van vergewissen of we haar trots wel zien. De oorlog is ver weg. Die was gisteren, of is morgen, buiten de gesloten deur. Maar helemaal weg krijg je hem niet:
‘Rikje, kijk naar het vogeltje,’
van de portrettentrekker.
van het bijten op de centen.
Op de schoot van mijn zusje
zit Annemie, haar poppemie
die kaal is van het schrikken
voor de bombardementen. (p. 31)
Op een andere schijnbaar heel onschuldige foto zien we de omgeving van een dorpsstation, zoals je dat in Vlaanderen nog wel kan zien, met het café op de hoek en de typische wit geschilderde betonnen hekken. Vermoedelijk is de overweg gesloten en de fabriek net uit. Mannen
Hugo Claus (º 1929) - Foto David Samyn.
in sjofele jassen, de meesten met een pet op, staan te wachten, te voet of naast hun fiets. Gewoner kan nauwelijks. En zo ziet ook Claus het:
Wij wachten bij de overweg.
De slagbomen blijven toe.
Maar algauw krijgt het tafereel iets bedreigends, iets onheilspellends. Dat de mannen zo ineengedoken zitten in hun jassen, komt niet enkel door de kou:
D'r is weer iets gebeurd.
Het is gevaarlijk aan de Statie.
De treindeuren zijn dichtgespijkerd.
die klagen als mensen. (p. 27)
Waarna alles weer in de plooi valt: