waar ook hij een voorkeur voor heeft, ofschoon zij in hun houding tegenover die bronteksten eerder elkaars tegenpolen zijn: Claus gebruikt ze intuïtief en met haast achteloze genialiteit, Claes buit ze met filologische ernst systematisch uit.
Dat heeft, bij Claes, tot verschillende hoogst ingenieuze romans geleid, waarvan ik me De Sater (1993) en vooral De zoon van de Panter (1996) herinner met veel genoegen gelezen te hebben. Ook aan zijn laatste roman, De Phoenix, valt veel genoegen te beleven, op voorwaarde althans dat de lezer bereid is de auteur te volgen in zijn compact geconstrueerde labyrinten van literaire en cultuurhistorische verwijzingen.
Het omslag van De Phoenix toont een fragment van een van de beroemdste schilderijen uit de renaissance, de ‘Primavera’ van Sandro Botticelli, ontstaan in het laatste kwart van het quattrocento. Het eerste van de drieëntwintig, met de letters van het Hebreeuwse alfabet aangeduide en exact even lange hoofdstukken heet ‘De wedergeboorte’, een verwijzing onder meer naar de metamorfosen die het schilderij toont en een vooruitwijzing naar de later in het boek aan de orde komende metamorfosen en wedergeboorten in het leven van de belangrijkste personages. Dat hele hoofdstuk bestaat uit een beschrijving, dus ook een lezing van het schilderij, vanuit het perspectief van de schilder. Dat gebeurt in de serene, elegante, woordrijke, soms licht archaïsche stijl waarin ook de rest van het boek geschreven blijkt. Het schilderij, of liever: de interpretatie ervan blijkt later een belangrijke rol te spelen bij de verklaring van de raadselachtige dood van de man die Botticelli (volgens dit boek) tot dit schilderij heeft geïnspireerd, de dichter Angelo Poliziano.
Ofschoon dat niet aan het boek is af te zien, plaatst Claes zich met de keuze van dit werk van Botticelli nadrukkelijk in een ook door specialisten nauwelijks meer te ontwarren kluwen van kunsthistorische lijnen, verwijzingen en
Paul Claes (º1943) - Foto David Samyn.
interpretaties, want de ‘Primavera’ is, vanaf Vasari (van wie de naam afkomstig is), een van de meest becommentarieerde schilderijen uit de geschiedenis. Vast staat dat het tot de eerste grote schilderijen behoort (203 bij 314 cm) waarop bijna levensgrote klassieke goden en zeer schaars, grotendeels doorschijnend geklede godinnen te zien zijn (in de Uffizi, Florence). Maar vrijwel al het andere is onzeker. Moet het bij voorbeeld worden gezien als het hoogtepunt van de middeleeuwse kunst of toch liever als de eerste triomfantelijke manifestatie van de wedergeboorte van de klassieken? Moet de voorstelling geïnterpreteerd worden in relatie tot de politieke machtsstrijd die zich in het Florence van die dagen voltrok, of toch vooral als een naar de antieken verwijzende, tijdloze waarheid? Aby Warburg toonde (in 1893) aan dat Botticelli in elk geval naar Horatius, Seneca, Lucretius en Ovidius verwijst, Gombrich plaatste het schilderij in de context van het Florentijnse neoplatonisme, een interpretatie die het lange tijd scheen te winnen van andere en die ook voor Claes in deze roman de leidraad lijkt te zijn geweest.
In De Phoenix is overigens niet Botticelli maar Pico della Mirandola (1463-1494) de centrale figuur. En ook die keuze is welbewust.