Poëzie is geen plezierreisje, wel een weg om uit het gewone te stappen. Tijdens zijn tocht als dichter heeft Van den Bremt zeer verschillende regionen van de literatuur aangedaan, of misschien moeten we het wel anders formuleren: onderling erg verschillende bakens hebben zijn tocht, zijn dichterschap mede bepaald en precies aan dat gegeven geeft Een vlieg met gouden vleugels gestalte. De nieuwe bundel bestaat immers voor het grootste deel uit gedichten over kunst en poëzie. Eén afdeling verwijst naar plastisch werk van Solange Abbiati. In andere afdelingen treedt Van den Bremt in het voetspoor van tal van groten van het woord, zoals Kafka, Bachmann, Valéry, Apollinaire, Reverdy, Eluard, Neruda, Guillén, Vallejo. Die referenties worden uitgebreid van aantekeningen voorzien.
Wat bij deze hommages in het oog springt, is de grote verscheidenheid van auteurs en teksten waarnaar verwezen wordt. Van den Bremt komt in deze bundel nog maar eens te voorschijn als literair reiziger in ruimte én tijd. Het overgrote deel van de referenties wijst in de richting van twintigste-eeuwse teksten, maar de titel van de bundel gaat terug op een anoniem gedicht van indiaanse oorsprong. Het minste dat je daarom kunt zeggen is dat uit Een vlieg met gouden vleugels een indrukwekkende belezenheid spreekt, en een intense betrokkenheid bij de werelden van literatuur.
Tegelijk geeft de lectuur van deze bundel mij het gevoel dat we toch nooit zover van 's dichters huis zijn. Er zijn natuurlijk grote uiterlijke verschillen tussen bijvoorbeeld het ballade-achtige gedicht met verwijzing naar Bertolt Brecht of de klassieke sonnetten voor Rilke en Borges, of de litanie-achtige aanklacht ‘Amerika post factum’ (1492-1992), of het ‘liedje’ ‘Pont Neuf’ met allusies naar Aragon, maar toch gaat het voor mij om een eenheid in verscheidenheid. Van den Bremt brengt samen, maakt die van overal aanwaaiende bronnen onmiskenbaar tot zijn poëzie. De hommages hebben hun plaats gekregen in de samenhang van het geheel, en dat geheel heeft duidelijk meer van een galerij dan van een labyrint. Om het met de metafoor van de reis uit te drukken: de dichter verdwaalt nooit hartstochtelijk. Hij gaat op zoek naar essentie, herontdekt herinneringen en is daartoe uitgerust met zijn vertrouwde outillage. Hij haalt zijn voorgangers van het woord met ernst en beschouwelijkheid te voorschijn
Synthese komt ook naar voren in de opbouw van de bundel. Op de programmatische waarde van begin- en eindpunt hebben we hiervoor al gewezen. Bovendien valt op dat vier van de in totaal zes afdelingen uit exact acht gedichten bestaan en dat de overige twee afdelingen, met achtereenvolgens negen en zeven gedichten, niet veel afwijken van dat getal. Is Van den Bremts poëzie niet echt lyrisch-zangerig te noemen, qua compositie moet hij toch aan muziek hebben gedacht. Zo echoën de eerste en de laatste cyclus over en weer. De eerste heet ‘Suite’ en herbergt een aantal kosmisch geïnspireerde verzen. Ze steken elkaar naar de kroon in gedrongenheid, klankvolheid en langs classicisme scherend spel met metrum en rijm. Een verrassend getoonzet fragment uit het gedicht ‘Sterrenregen I’:
De slotcyclus van Een vlieg met gouden vleugels voert eveneens verwijzingen naar muziek in het vaandel. ‘Nachtmuziek over Ter Kameren’ is de titel en hij brengt zowel aan Octavio Paz en Jos de Haes, als aan Bertolt Brecht een eresaluut. Die eerlijke letterdieverij gaat in deze cyclus een verbond aan met het reismotief, meer bepaald met het terugkijken op de eigen levensgeschiedenis in het aanschijn van de vergetelheid:
een route over een zee van tijd.
Opmerkelijk is hoe deze meer belijdende cyclus nachtmuziek goeddeels gecomponeerd is met gebroken regels, met flarden van verzen en veel wit ertussen. Als dat ‘kamermuziekje van je ziel’, zoals Van den Bremt het noemt, is uitgezongen, stokt de tijd en stopt het zoeken naar essenties. Het ik lost dan op in de wereld daarbuiten. Dat eindpunt is de dichter in zijn poëzie alvast een stap voor, in de hoop dat iets van ‘zijn’ ruis het ‘Panta rhei’ mag trotseren:
Laat dit nu duren, deze ruis
die wil verijlen. Ik verander