gebied, maar enkel in een deel ervan, i.c. in Nederland. Vandaar het label ‘regionaal’, dat niet identiek is aan dialectisch. Nog enkele voorbeelden van stijl- en streekgebonden taalgebruik: ‘Mijn zoon alsmede zijn vriend’ (formeel), ‘Dit is een onderwerp waar we beter niet kunnen over spreken’ (regionaal), ‘Andijvie hou ik niet van’ (informeel).
Het waarderingslabel ‘twijfelachtig’ (bijvoorbeeld: ‘Ik weet dat hij veel heeft te doen’) buiten beschouwing gelaten, behoren volgens de redactie alle niet-gelabelde taaluitingen in de ANS tot de standaardtaal.
Met nadruk stelt de redactie dat het een misvatting is Standaardnederlands te identificeren met ‘goed Nederlands’. In een aparte paragraaf in de ‘Inleiding’ gaat ze hier heel genuanceerd op in. In verband met de kwalificatie ‘regionale’ taal wordt uitdrukkelijk gerefereerd aan de taalpolitieke controverse in Nederlandstalig België: moet het Nederlands in Vlaanderen aansluiting zoeken bij de norm in Nederland, of een eigen Belgisch-Nederlandse standaard ontwikkelen? De verdedigers van het eerste standpunt, onder wie mederedacteur G. Geerts, oud-hoog-leraar in Leuven, zullen de Belgisch-Nederlandse regionale varianten volstrekt anders beoordelen dan de aanhangers van het tweede. De ANS-redactie neemt in deze kwestie geen standpunt in; zij draagt alleen materiaal aan.
Strenge schoolmeesters zullen soms hun wenkbrauwen fronsen als ze de ANS raadplegen. Zo wordt ‘Parijsen haar boulevards’ afgekeurd, want aardrijkskundige namen die het-woorden zijn, krijgen in overeenstemming met dat genus een verwijzing door middel van het bezittelijk voornaamwoord zijn. Maar over formuleringen als ‘Het bestuur heeft haar besluit genomen’ en ‘De raad zal haar advies binnenkort publiceren’ wordt veel milder geoordeeld. Er staat letterlijk: ‘Deze manier van verwijzen (het gebruik van het bezittelijk voornaamwoord haar in geschreven taal om te verwijzen naar verzamelnamen die het-woorden zijn of mannelijke de-woorden) wordt echter nog niet algemeen als correct beschouwd.’
Ook hoeft er volgens de ANS-redactie geen bezwaar gemaakt te worden tegen zinnen als ‘We zijn overtuigd dat ze zal slagen’ en ‘We zijn nieuwsgierig of ze wat gevangen hebben’. Zinnen van dit type zijn zonder respectievelijk de voornaamwoordelijke bijwoorden ervan en er...naar voor vele Nederlandstaligen stellig (nog) niet aanvaardbaar. Een laatste voorbeeld: de kwalificatie ‘twijfelachtig’ bij zogenoemde gekloofde zinnen als ‘Dat de politie hem inhaalde, was in Antwerpen’ zal vast en zeker bij vele Nederlandstaligen vraagtekens oproepen. Was een afwijzing niet meer op zijn plaats geweest?
Voor leken op linguïstisch gebied was en blijft de ANS ‘Ans-tolerans’. Zij zoeken nu eenmaal houvast, zeker als ze artikelen, zakenbrieven, rapporten en beleidsstukken schrijven. Toegegeven, de ANS is geen Schrijfwijzer en bovendien, dit principieel descriptieve boek kan gemakkelijk normatief gebruikt worden: je blijft, zoals al opgemerkt, binnen de normen van de standaardtaal als je alle gelabelde woorden en constructies vermijdt en bij controversiële kwesties (‘hen of hun’, ‘als of dan’, ‘aantal, een - mensen is of zijn enz. enz.) het gegeven advies volgt.
In de nieuwe editie is ruimschoots geprofiteerd van de ervaringen die met de ANS intra en extra muros zijn opgedaan en van recent onderzoek op grammaticaal gebied. De redactie, bestaande uit twee Vlamingen en drie Nederlanders, heeft zich voor deze uitgave laten adviseren door een redactieraad van meer dan veertig deskundigen: taalkundigen uit Nederland en Vlaanderen en specialisten die doceren aan buitenlandse universiteiten. Dat zij verschillende richtingen binnen de taalkunde vertegenwoordigen, is van aanzienlijk belang voor de autoriteit van de ANS.
De beschrijving van het Standaardnederlands is veel vollediger dan in de eerste druk. Nog belangrijker is dat de toegankelijkheid voor de gebruiker opmerkelijk is vergroot: het tekstmateriaal is duidelijker en aantrekkelijker geordend en gepresenteerd, de inhoudsopgaven zijn gedetailleerder weergegeven en - heel handig voor docent en student - na elk hoofdstuk komen er literatuurverwijzingen voor, maar vooral: het register dat zowel in Band 1 als in 2 is opgenomen, is uitgekiend en voorbeeldig. Het omvat maar liefst 74 bladzijden, een veertigtal pagina's meer dan in de eerste druk. Trefwoorden en concrete voorbeelden leiden de gebruiker snel naar de gewenste informatie. Toegankelijkheid is hét handelsmerk van deze grondig herziene editie.
De Algemene Nederlandse Spraakkunst is net als de driedelige Van Dale en het Woordenboek der Nederlandsche Taal een gezamenlijk Nederlands-Vlaamse creatie. Het is een perfect vorm-