Ons Erfdeel. Jaargang 41
(1998)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 295]
| |
Taal- en cultuurpolitiekDe toekomst van het Nederlands in Midden- en Oost-EuropaDe val van de Berlijnse muur had niet alleen politieke gevolgen. Ook cultureel veranderde er heel veel. Plots was het voor Jan Modaal uit het Westen mogelijk om zonder al te veel administratieve rompslomp in direct contact te komen met de culturele hoogtepunten uit Tsjechië, Hongarije of Polen. Tegelijkertijd begonnen heel wat westerse landen een cultureel offensief in het Oosten, deels uit pragmatische, economische overwegingen, deels vanuit de welgemeende overtuiging dat culturele uitwisseling kan bijdragen tot een beter begrip tussen de volkeren. Oostenrijk bijvoorbeeld, dat traditioneel heel veel belang hecht aan een goede relatie met Midden- en Oost-Europa, richtte aan alle belangrijke universiteiten in de regio een goed uitgeruste Oostenrijk-bibliotheek in. De Nederlandse regering besliste om de beoefening van de neerlandistiek in Hongarije, Polen, Rusland, Slowakije en Tsjechië te stimuleren via een speciaal ondersteuningsprogramma, dat door de Nederlandse Taalunie in goede banen geleid werd. De aandacht die de neerlandistiek in Midden- en Oost-Europa tegenwoordig van verschillende kanten krijgt en de groeiende wetenschappelijke activiteit binnen het bestendig toenemende aantal docentschappenGa naar eindnoot(1) doet al snel de indruk ontstaan dat het Nederlands vóór 1990 in dat deel van Europa schitterde door afwezigheid. Aan heel wat universiteiten was dat inderdaad ook zo, maar tegelijkertijd moet hier gewezen worden op de onvermoeibare inzet van een aantal mensen die in soms heel barre omstandigheden de belangen van het Nederlands met succes hebben behartigd. De neerlandistiek in Praag bijvoorbeeld, die o.a. dankzij de belangrijke vertaalactiviteit van O. Krijtová (Nijhoff Prijs 1969) grote faam verwierf, vierde in 1997 haar 75-jarig bestaan. In hetzelfde jaar verscheen trouwens de tweede druk van het in Praag gemaakte woordenboek Nederlands-Tsjechisch. E. Mácelová-Van den Broecke (Brno) werkt -samen met de pas in Den Haag opgerichte ‘Nederlands-Tsjechische Lexicografische Stichting’ - aan een volledig herziene versie van het woordenboek Tsjechisch-Nederlands, dat ze in de jaren tachtig met J. Skopal schreef. In Polen werd het fundament voor de ontwikkeling van de neerlandistiek reeds in 1960 gelegd door N. Morciniec. Het door hem in Wroclaw geïnitieerde docentschap is inmiddels uitgegroeid tot de Erasmus-Leerstoel voor Nederlandse Filologie. Jammer genoeg worden de door de neerlandistiek in Midden- en Oost-Europa geleverde prestaties in Nederland en Vlaanderen niet altijd naar waarde geschat. Een verklaring voor dit fenomeen is o.a. te zoeken in de Oost-West-tegenstelling, die ondanks alle goede voornemens van de laatste jaren, ons denken nog steeds voor een groot deel beheerst. Verder kan niet geloochend worden dat er (ondanks de inspanningen van de IVN en allerlei andere organisaties) binnen de intramurale neerlandistiek nog steeds een tendens bestaat om de neerlandistiek extra muros argwanend, soms zelf neerbuigend te bekijken. Deze houding is slechts gedeeltelijk te verklaren door het feit dat het Nederlands als vak aan de meeste buitenlandse universiteiten een niet al te hoge status heeft en het (soms door niet-neerlandici verzorgde) aanbod vaak beperkt blijft tot lessen taalverwering. Tot op heden ontbreekt bij een aantal intramurale neerlandici nog steeds het besef dat de taken - en bijgevolg ook de prioriteiten - van de extramurale neerlandistiek van geheel andere aard zijn dan die van de vakgroepen Nederlands in Nederland en Vlaanderen. In tegenstelling tot zijn intramurale collega moet de extramurale neerlandicus heel wat tijd en energie stoppen in het aanleren van de taal op zich. Pas dan kan hij zijn studenten vertrouwd maken met de gangbare methodes van de Nederlandse taal- en literatuurwetenschap. Daarbij moet hij steeds voor ogen houden dat de Nederlandse cultuur voor zijn studenten een vreemde cultuur is en dat het bijgevolg noodzakelijk is sommige zaken die voor hem heel vanzelfsprekend zijn, gedetailleerd te verklaren. Een doorsnee-Pool heeft nu eenmaal een andere culturele bagage dan een doorsnee-Vlaming of - Nederlander. Dat de voordelen hiervan veel groter zijn | |
[pagina 296]
| |
dan de nadelen (een aanvankelijk wat trager onderwijstempo bijvoorbeeld) blijkt vooral in het literatuuronderwijs, dat veelal de vorm krijgt van ‘een achterwaartse verkenning’Ga naar eindnoot(2) in de letterkunde van het land waarin de docent werkzaam is. De confrontatie met de Nederlandstalige literatuur is voor de studenten niet alleen een mogelijkheid om een andere cultuur te leren kennen, het is tevens een middel om de eigen literatuur op een heel andere manier te benaderen. Vanuit die optiek is het dan ook van groot belang dat de extramurale literatuurdocent het onderzoek naar de wisselwerkingen tussen de Nederlandse letterkunde en de ‘buitenlandse’ stimuleert.Ga naar eindnoot(3) Het behoort tot de taken van de neerlandistiek extra muros echte cultuurbemiddelaars op te leiden die in staat zijn om de Nederlandse cultuur binnen hun eigen socio-culturele omgeving te verspreiden.Ga naar eindnoot(4) De afdelingen Nederlands in het buitenland zijn meer dan onderwijs- en onderzoekscentra; het zijn ook culturele centra die het Nederlands en de Nederlandse literatuur onafgebroken promoten. Dat doen ze via initiatieven zoals het verzorgen van literaire vertalingen. In Praag wordt de studenten gevraagd hun scripties af te sluiten met een overweging of het door hen behandelde boek wel of niet geschikt is voor vertaling. In Warschau zijn bijna alle docenten Nederlands ook als literair vertaler actief. Steeds weer worden er workshops georganiseerd waarin literaire teksten vertaald worden. In 1990 introduceerde Judit Gera, die al sedert 1979 zelf actief vertaalt, aan de universiteit van Boedapest een college literair vertalen Nederlands-Hongaars. In Bratislava werden gedichten van Kopland in het bijzijn van de auteur vertaald. Jerzy Koch, werkzaam te Wroclaw, kreeg voor zijn vertaling van Max Havelaar de Nijhoff-Prijs. En de afdelingen Nederlands van Brno en Olomouc gaven naar aanleiding van 50 jaar Nederlands in Moravië een kleine bundel uit waarin onder andere ook vertalingen van het werk van Hella Haasse werden opgenomen. De onbaatzuchtige inzet van docenten, de bereidheid van de plaatselijke overheden om het Nederlands te verankeren binnen de universiteit en de financiële hulp van instellingen zoals de Nederlandse Taalunie, het Prins Bernhard Fonds en de Orde van den Prince zorgen ervoor dat de neerlandistiek in Midden- en Oost-Europa zich steeds verder kan ontplooien. Maar ook hier geldt het spreekwoord: geen rozen zonder doornen. De sterke groei van de neerlandistiek in Midden- en Oost-Europa gaat gepaard met heel wat problemen. En dan denk ik niet zozeer aan het jammer genoeg nogvaak nijpende tekort aan goed uitgeruste leslokalen, bibliotheekruimtes, boeken, enz., maar wel aan het ontbreken van aangepast lesmateriaal en - wat veel grotere gevolgen heeft - de onzekere juridische en financiële omstandigheden waaronder de moedertaalsprekers in de regio werken. Om de resultaten van het taalonderwijs nog verder te verbeteren moet er dringend werk worden gemaakt van degelijk les- en ander basismateriaal. In Slowakije bijvoorbeeld, waar het Nederlands sedert 1996 hoofdvak is, beschikt men nog steeds niet over een woordenboek Nederlands-Slowaaks, Slowaaks-Nederlands. De gebruikte handboeken komen meestal uit Nederland en Vlaanderen en houden dan ook onvoldoende rekening met de specifieke leerproblemen van bijvoorbeeld een Hongaar, Pool of Slowaak. Een goed leerboek moet uitgebreid aandacht besteden aan de culturele verschillen tussen het Nederlandse taalgebied en het land waarin het Nederlands onderwezen wordt. En ook de grammatica moet volgens het contrastieve principe aangeboden worden; een degelijk inzicht in de eigenheden van het Nederlands is slechts mogelijk wanneer de student zich bewust is van de verschillen en gelijkenissen tussen het Nederlands en zijn moedertaal.Ga naar eindnoot(5) Heel wat afgestudeerde neerlandici vinden een baan als vertaler of tolk. Omdat er momenteel geen enkele vertaler-tolk-opleiding in Midden- en Oost-Europa bestaat en het er omwille van economische redenen niet naar uitziet dat er vlug iets aan deze situatie zal veranderen, is het belangrijk dat de afdelingen Nederlands het voortouw nemen en hun studenten niet alleen met allerlei filologische vaardigheden vertrouwd maken, maar ook met minstens één vaktaal. Ook hiervoor is lesmateriaal nodig dat aan de behoeftes van de doelgroepen voldoet. Een leerboek ‘zakelijk Nederlands’ bijvoorbeeld zou naast een aantal lesmodules over o.a. brieven schrijven, telefoneren, enz. ook een algemene inleiding over Nederlandse en Vlaamse ‘gedragscodes’ (wat moet een buitenlander weten om goede zakelijke en persoonlijke contacten met Nederlanders en Vlamingen te kunnen leggen) moeten bevatten. De kennis over het specifieke taalgebruik van het bedrijfsleven en de bedrijfscultuur is voor de student Neder- | |
[pagina 297]
| |
Jan Amos Comenius (1592-1670). Portret door J. Ovens uit ca. 1662, Rijksmuseum, Amsterdam.
lands een belangrijke troef op de arbeidsmarkt. Maar ook voor de afdelingen Nederlands zelf is het belangrijk meer oog te hebben voor het bedrijfslevenGa naar eindnoot(6), want voor heel wat studenten rechten of economie zou het een extra stimulans kunnen zijn om Nederlands als bijvak te kiezen. Hoe goed doordacht de ontwikkelde lesmethodes en pedagogische concepten ook zijn, de kwaliteit van het onderwijs staat of valt met het niveau en de inzet van de docent. En juist daar wringt de schoen. De nog steeds niet zo rooskleurige financiële toestand in de landen van Midden- en Oost-Europa heeft tot gevolg dat het universiteitspersoneel heel vaak erg slecht betaald wordt. De moedertaalsprekers krijgen naast het lokale salaris (als zij dat al krijgen) nog een suppletie van de Nederlandse Taalunie. Ondanks de recente verhoging van deze suppletie is die nog steeds zo laag dat het bijvoorbeeld heel moeilijk is om de al aanwezige moedertaalsprekers in de regio te houden en door hun vertrek vrijgekomen plaatsen weer op te vullen. De hoogte van het salaris (inclusief suppletie) laat immers niet toe dat de docenten regelmatig naar hun thuisbasis kunnen komen om er bijvoorbeeld ter voorbereiding van lessen of publicaties een aantal vakbibliotheken te bezoeken. Ook de noodzakelijke aankoop van vakliteratuur zit er niet in. Het streven naar een duurzame oplossing voor de situatie van de moedertaalsprekers in de regio is een van de prioriteiten van Comenius. Vereniging voor Neerlandici van Midden- en Oost-EuropaGa naar eindnoot(7), die op 18 mei 1995 op het in Olomouc georganiseerde regionale colloquium neerlandicum van Midden- en Oost-Europa opgericht werd. Het bestuur werkt momenteel aan een voorstel dat te gepasten tijde aan de bevoegde instanties zal worden voorgelegd. Verder wil Comenius de wegens angst voor concurrentie en centralisme niet altijd even vlot verlopendesamenwerking tussen de plaatselijke vakgroepen via allerlei initiatieven bevorderen. In dit kader past o.a. de nieuwsbrief ‘Werkwinkel’ die door de vakgroep Nederlands te Praag (Hanny Visser) verzorgd wordt!) Op de bestuursvergadering van 2 maart 1996 werd door het bestuur besloten om een wetenschappelijke reeks met de welluidende naam Amos uit te gaan geven. Hoewel het eerste deel van de reeks gevormd wordt door de acta van het reeds genoemde regionale colloquium in Olomouc, wil Amos nadrukkelijk geen reeks congresbundels zijn. Amos moet in de eerste plaats een reeks worden waarin neerlandici uit de regio de vruchten van hun wetenschappelijk onderzoek aan een breder publiek kunnen voorstellen. Daarbij zal voorrang verleend worden aan studies die het Nederlands en de Nederlandse literatuur interdisciplinair en op een comparatistische manier benaderen. Deze aanpak biedt o.a. het voordeel dat taalkundige en literatuurwetenschappelijke vraagstukken gemakkelijker tegen een algemeen-culturele achtergrond behandeld kunnen worden. Comenius hecht ook veel belang aan de opleiding van de studenten uk de regio. In juli 1997 organiseerde de vereniging in Olomouc samen met de Fryske Akademie een twee weken durende cursus Fries waaraan van elke universiteit uit Midden- en Oost-Euopa een 2-tal studenten gratis deelnamen. Voor 1998 is een cursus ‘Kennis van land en volk: Nederland - Vlaanderen’ geplanden in 1999 komt er een cursus Afrikaans in Wroclaw. Aan gelijkaardige initiatieven voor de docenten wordt gewerkt. Naast Comenius kwamen er in de laatste jaren nog andere samenwerkingsverbanden in de regio tot stand. Dankzij het door de vakgroep Nederlands aan de universiteit van Wenen geïnitieerde Ceepus-programma ‘Der niederländische Sprachraum und Mitteleuropa’ is het mogelijk een grote studenten- en documenten mobiliteit in de regio te realiseren. Een groot nadeel van het programma is echter dat moedertaalsprekers uit de boot vallen omdat uitwis- | |
[pagina 298]
| |
seling slechts mogelijk is, voor docenten die de nationaliteit hebben van de deelnemende landen. In 1994 besloten de vakgroepen Nederlands uit Tsjechië en Slowakije op initiatief van de afdeling Nederlands te Brno met het inmiddels regelmatig plaatsvindende ‘Overleg Neerlandici van Tsjechië en Slowakije’ (Onets) van start te gaanGa naar eindnoot(8). Een concreet resultaat van het overleg is een door de Nederlandse Taalunie gesteund bibliotheek project. De vakbibliotheken worden op eenzelfde manier geordend, van signaturen voorzien en op het net gezet. Op langere termijn moet een vlotte uitleendienst tussen de vier bibliotheken mogelijk worden. Het succes dat de neerlandistiek in Middenen Oost-Europa de laatste tijd boekt, mag ons echter niet blind maken voor het feit dat de vakgroepen steeds meer met een intellectuele leegloop geconfronteerd worden. Deze negatieve ontwikkeling kan slechts tegengehouden worden indien de in regeringskringen steeds weer gehoorde ronkende verklaringen omtrent het belang van de moedertaalsprekers als culturele ambassadeurs omgezet worden in concrete plannen: een forse verhoging van het budget dat de Nederlandse Taalunie ter beschikking heeft voor Midden - en Oost-Europa, een bevredigende pensioenregeling voor alle docenten/moedertaalsprekers, het instellen van vaste lectoraten, enz. Pas wanneer deze zaken gerealiseerd zijn, kunnen we de toekomst van de neerlandistiek in Midden- en Oost-Europa echt met een gerust hart tegemoet zien en is het rendement van de nu al gedane investeringen maximaal gewaarborgd.
Leopold R.G. Decloedt |
|