De meeuw volgden onder meer Repetitie II (1992, waarbij Decleir werd genomineerd als beste mannelijke hoofdrol voor de prestigieuze Theo d'Or), All for love (1993), Vrijen met dieren (1994) en Meneer Paul (1995), een productie geregisseerd door Johan Dehollander met Decleir als het bizarre titelpersonage dat door Tankred Dorst werd bedacht.
Behalve op de planken stond Decleir de voorbije jaren ook even op de barricade, want de toekomst van de Studio Herman Teirlinck werd hoe langer hoe onzekerder. De school, opgericht in 1946 als Studio voor het Nationaal Toneel, werd in 1996 ondergebracht in de afdeling Dramatische Kunst, Dans en Muziek van de Autonome Hogeschool Antwerpen (AHA), een gevolg van veranderingen in het onderwijsdecreet. De overheid besliste dat twee onafhankelijke toneelopleidingen in Antwerpen - de Studio en het Conservatorium onder leiding van Dora van der Groen - iets te veel van het goede was. Er werd beslist om twee toneelklassen te laten bestaan, maar de theorielessen moesten samensmelten. Zover kwam het echter niet, want eind 1996 en verschillende protestacties later kon de Studio onverwacht een sponsor verwelkomen. Daardoor werd het argument van de ‘te dure opleiding’ (voorlopig) ontkracht, hoewel het voortbestaan van de school nog steeds wordt bedreigd, dixit artistiek leider Decleir in december 1997.
Op dat moment was Ten Oorlog al in première gegaan, de marathonproductie van Blauwe Maandag, waarin Decleir verschillende rollen voor zijn rekening neemt. Aan de basis van deze ambitieuze opzet liggen de zogenaamde koningsdrama's van Shakespeare, die zich op zijn beurt liet inspireren door de Wars of the Roses, genoemd naar de wapenschilden van twee rivaliserende Engelse clans. Op uitnodiging van regisseur Luk Perceval maakte schrijver en columnist Tom Lanoye een nieuwe, aan de filmwereld en rapmuziek refererende Nederlandse vertaling, die wordt opgevoerd in drie afleveringen: In de naam van de vader en de zoon, Zie de dienstmaagd der heren en Verlos ons uit het kwade. Met name het Kwaad uit de laatste titel wordt door Decleir vertolkt als meedogenloze, gebochelde ‘Risjaar Modderfokker den Derde’, Lanoyes hoogst eigenzinnige vertaling van Richard III. In de voor de spelers bijzonder uitputtende voorstelling (meer dan acht uur toneel!) bewijst Vlaanderens geliefkoosde acteur opnieuw dat geen enkele menselijke emotie - hoe verwerpelijk ook - hem vreemd lijkt, hoewel de meningen van de recensenten over de taal van Risjaar Modderfokker verdeeld zijn. Lanoye opteerde namelijk voor de transformatie van het archaïsche Shakespeare-Engels tot een gaandeweg afbrokkelende mengeling van ‘slang’ en platvloerse verwensingen, genre ‘A goddamn fucking piece of klotepaard’.
Het pleit in ieder geval voor de doorgewinterde Decleir dat hij tot op de dag van vandaag het artistieke risico nooit uit de weg is gegaan maar, integendeel zelfs, lijkt te omarmen, als een broeder op de weg naar de waarachtigheid.