Ons Erfdeel. Jaargang 40
(1997)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermdJacques Hamelink85 Neher tamid
Op een schitterende spindradige
Augustus-ochtend, een vrijdag
van het eeuwig licht op de plek
Diemen in de heilsgeschiedenis, waar de chassied
Rembrandt zich het geheim leerde, oerdaadkracht
van díe passie, hebben je moeder
en ik je gemis aan gewicht tussen ons in
gedragen, in de tuin gelegd.
En om je heen in een kring
kwamen, jou eersteling tot grafbeeld, stille
mensen staan, je eerste geliefden, onder wie
drie jonge gracieuze vrouwen, zeven lichte deze zomer
levenden die elkaar hun handen gaven, te kort
voor het gebed van je grootmoeder (zwart, niet
meer maar lieflijk, uit Scheba) aan de Erbarmer,
die de inschrijving niet vergeet
in het boek.
De meegenomen rozeblaadjes
hebben we toen verstrooid samen
over je grafstilheid bij de populieren,
je harpenaars, en zijn weggegaan, ik,
met haar geruisstil naast me, verbaasd
vader van maar zo'n kleine woordloze
dode, van een Asael te zijn geworden
Uit: Sacrale komedie. | |
[pagina 359]
| |
Jacques HamelinkHoorn van overvloed
Het begint zoals het begon, hier,
met de reine weersgesteldheden,
het niet te kerstenen weer. We
hadden een heel zacht voorjaar.
Het bloesembestand glorificeerde
maar en daaruit kwam voort. A
poor poet in besmeurde kleren ook
rottenführer in allerijl breek ik
achter in de hof voorbije week
dan de Doyennés de Comice van hun
nog net ongebroken treurtakken, vul
de meegebrachte wasmand en zie mij
overvallen, aartslelijk, door rauwe
aarde-oude furor tot inlijven.
Redenerend tussen twee beten door
voor de grap tegen de doodgeboren
eersteling van mijn zaadsoort, mijn
in de groendiepe Octoberwereld zijn
pijl en boog wegleggende zoon, hem
de kampioenspeer aanreikend, ‘cadeau
van haar: aanbiddelijke. Nu, Asael,
gaan we ons doodvreten.’
Uit: Folklore Imaginaire de Flandre. | |
[pagina 360]
| |
Jacques HamelinkAsael in de Leeuw
Hartsterkte zowel als hertesnelheid
gingen in de wapenloop grof verloren.
Een lichte gemankeerde held bleef je,
een dood van de baarmoeder uitgeperste
om zo te zeggen, teruggebracht tot wat
doorzonken woordbladgoud, de weinige
aan je gewijde versregels, pijnlelies,
in het tweede boek Samuel. Zo'n inderhaast
zoals voor Absalon opgeworpen steenhoop
daar niet vernoemd.
Jongens als jij
altijd toch ook omringende zielsliefde,
tedere scherpte, die van Jonathan en zijn
broeder, heeft je overgered in de Lingua Coeli.
Een in de slinger je afsplitsende vuursteen
versnel je voor de Grote Beer uit aan de spits
van het sterrenbeeld Leeuw onder
de eerste dertig, mijn welp
jouw naam hebbend.
Uk: Folklore Imaginaire de Flandre. | |
[pagina 361]
| |
Charade
Het liefdespaar dat
door de scherpe wind
naar een gestorvene gaat
worde altoos van drie
wijze vrouwen zijn weg
verklaard en aan het eind
volbrengen we, mijn
te klein ergenszijnde
catcher, het geschenk
ik werper van nog deels
violette rozeblaadjes
de heilige van naam
om je lichtkaars
aarde ophopend
met lichte hand.
Uit: Boheems glas. |
|