| |
| |
| |
Het Nederlandstalig cultureel aanbod in Brussel
Zwak omkaderd maar rijk
Hugo de Greef
werd geboren in Vlezenbeek in 1953. Is sinds de oprichting in 1977 directeur van het Kaaitheater in Brussel. Mede-oprichter van de artiestenvereniging ‘Schaamte’ en van het theatertijdschrift ‘Etcetera’.
Adres: Kaaitheater, Akenkaai 2,
B-1000 Brussel
| |
I.
Het culturele aanbod in Brussel wekt ongetwijfeld verbazing. Het fascineert hoeveel, - dikwijls van een toonaangevende kwaliteit, - er op pakweg één seizoen te beleven valt.
Lokaal werk in een van de vele cultuurhuizen of trefcentra, of internationaal uitdagend topwerk in het operahuis De Munt, vrijwel permanent kan het publiek naar uitvoeringen van klassieke en hedendaagse ernstige muziek. Er is een prominent rock-, pop-, blues- en jazzleven. Er gaat geen maand voorbij of er weeft zich wel een festival door de reguliere bezigheden. Het commerciële filmaanbod sluit naadloos aan bij dat van Parijs of Londen. En vooral kennen we het uitzonderlijk boeiende Filmmuseum. De galerijen en de musea mogen dan misschien internationaal minder meespelen, het belet hun uitgebreide aanwezigheid niet. Het meest in het oog springend zijn waarschijnlijk de meer dan dertig grote, kleine, vaste en occasionele theaters, gezelschappen en dansgroepen.
Het artistieke aanbod in Brussel is veel uitgebreider, gevarieerder, en vaak toonaangevender, internationaler en breder dan dat in ‘buursteden’ als Amsterdam, Keulen, Frankfurt, Rijsel, e.d. Brussel sluit perfect het lijstje Parijs, Londen en Berlijn af.
En toch heeft Brussel niet een imago als cultuurstad, integendeel. Voor de buitenwereld lijkt de stad niets met cultuur te maken te hebben. Naast een ijzersterke gastronomische reputatie roept Brussel haast uitsluitend het beeld op van de plaats voor politieke besluitvorming.
| |
II.
In Brussel zetelen inderdaad nogal wat internationale organisaties. Voor deze relatief kleine stad dwingt deze aanwezigheid tot een eenduidig en weinig opbeurend imago. De Europese Unie met haar instellingen (de commissie, het parlement) vormt de opvallendste aanwezigheid. Het heeft Brussel gestigmatiseerd tot een koele, administratieve plek. Het imago van logge, onpro- | |
| |
ductieve, nutteloos dure administratie kleeft nu eenmaal aan de Europese Unie en in éénzelfde beweging wordt dit overgedragen op Brussel. De internationale media berichten dagelijks met bewoordingen als ‘Brussel heeft beslist...’, ‘Brussel vergadert...’, ‘Brussel is ertegen...’, enzovoort. De stad kent het grootste aantal geaccrediteerde journalisten na Washington. Die bezorgen Brussel een ononderbroken maar zeer eenzijdige mediacampagne. Met moeite zal er misschien één in Brussel verblijvende buitenlandse journalist gevonden worden die geïnteresseerd is in de ‘gewone’ stad Brussel. Het bericht zal zich dan wel beperken tot de gastronomie of tot een plezierige anekdote rond een opvallende burgemeester, of het maakt zich vrolijk over het Belgische politieke geharrewar. Cultuur? Vergeet het maar!
Vandaar dat Brussel het onnoemelijk moeilijk zal blijven hebben om zich anders dan politiek-administratief te profileren.
| |
III.
Maar er is meer en dat is eigenlijk fundamenteler. Brussel kent een amalgaam aan politieke beslissingsniveaus. De herorganisatie van ons land heeft ervoor gezorgd dat het ‘geval Brussel’ een regeling kreeg die perfect past in het Belgisch compromismodel, maar die Brussel wel belet om als geheel slagkracht te hebben. Hoe moeilijk het kluwen ook te ontrafelen is, een kort overzicht is nodig vooral dat er wat over de Nederlandstalige cultuur gezegd kan worden.
Brussel wordt in België gezien als een derde gewest - het Brussels Hoofdstedelijk Gewest - naast het Vlaams en het Waals Gewest. Het heeft een eigen hoofdstedelijke gewestregering, bevoegd voor alle in België klassieke gewestmateries (economie, openbaar ambt, energie, externe betrekkingen, e.d.). Vijf ministers en drie staatssecretarissen vormen de regering. Hiervan dienen twee ministers en één staatssecretaris Vlaamse verkozenen te zijn.
Elk van de beide officiële gemeenschappen, de Franstalige en de Vlaamse, heeft een gemeenschapscommissie. De Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC) voor de Nederlandstaligen, de Franse Gemeenschapscommissie (COCOF) voor de Franstaligen. Deze twee commissies hebben gemeenschapsmateries (waaronder dus cultuur maar ook onderwijs, gezondheidszorg, e.d.) onder hun bevoegdheid.
De commissies hebben een cultuurbeleid dat zowel aanvullend is als parallel - dus niet vervangend - loopt met het beleid van de Vlaamse en Franse gemeenschapsregeringen.
Om het geheel nog gelaagder te maken, heeft in de Vlaamse Regering één minister zitting met de specifieke bevoegdheid ‘Brusselse Aangelegenheden’.
Brussel is wel een afzonderlijk gewest maar daarom nog geen bestuurlijke
| |
| |
De vernieuwde ‘Ancienne Belgique’.
eenheid. Brussel blijft opgedeeld in negentien gemeenten, inclusief gemeenteraden, met schepencolleges en burgemeesters. Inderdaad, Brussel heeft negentien burgemeesters!
Om het feest zijn apotheose te geven komt er nog bij dat de nationale culturele instellingen ressorteren onder de federale regering.
Niettegenstaande het feit dat deze verschillende echelons dikwijls wel hun legitieme bestaansredenen hebben, wordt hierdoor gelijk welke poging tot profilering van Brussel versnipperd. Elke overheid waant zich ten volle verantwoordelijk, uiteraard op een bijzondere wijze en zich niet storend aan enige overweging tot coördinatie en overleg.
De Brusselse artistieke kwaliteit kan onmogelijk binnen dit versnipperde politieke veld als een dynamisch geheel uitstraling krijgen.
| |
IV.
Niet alleen het simpele gegeven dat de Vlamingen een uitgesproken minderheid zijn, maakt de artistieke activiteit van de Nederlandstalige organisaties indrukwekkend. Meer nog trekken de diversiteit en de kwaliteit de aandacht. Bij het bespreken ervan zal duidelijk blijken dat organisaties weliswaar Nederlandstalig zijn maar dat het publiek, en meer nog het kader waarin het werk zich manifesteert, veel breder ligt. Meestal integreert het zich probleemloos in de volledigheid van het Brusselse aanbod en zorgt het voor een uitstraling ruimer dan het lokale.
De Nederlandstalige culturele aanwezigheid beperkt zich uiteraard niet
| |
| |
uitsluitend tot de eigen organisaties, maar maakt ook deel uit van de federale instellingen. Enkele opmerkelijke zijn De Munt, De Filharmonische Vereniging, het Filmmuseum en de Vereniging voor Tentoonstellingen van het Paleis voor Schone Kunsten. Het zijn federale instellingen, dus voor een deel kaderen ze ook binnen de Nederlandstalige culturele activiteiten.
Een nogal aparte plaats neemt het Paleis voor Schone Kunsten in. Het beheer van het Paleis voor Schone Kunsten zelf heeft geen eigen artistieke opdracht en is volledig gepolitiseerd. Het gevolg is immobilisme, wat hinderlijk is voor het artistieke werk dat zich binnen de logge structuur alert wenst te manifesteren. Er is een aantal in het Paleis goed werkende verenigingen die de artistieke invulling realiseren en ervoor zorgen dat de plek betekenis blijft behouden. We hebben al een aantal, federale instellingen vermeld. Maar er werken ook gemeenschapsgebonden verenigingen.
Aan de Nederlandstalige zijde is dat vooral Paleis vzw met voornamelijk activiteiten op het gebied van lunchvoorstellingen en de grote internationale balletgezelschappen.
In elke gemeente van Brussel bestaat een Nederlandstalig trefcentrum of cultureel centrum met lieflijke namen als De Kriekelaar in Schaarbeek, De Zeyp in Ganshoren, Nekkersdal in Laken en De Ring in Anderlecht. Hun eerste opdracht is de organisatie van het lokaal sociaal cultureel werk. De Vlaamse overheid hanteerde, voornamelijk in de jaren zeventig en tachtig, de inplanting van deze centra om de Vlaamse aanwezigheid in Brussel te onderstrepen. Er is nogal wat geld gegaan naar de gebouwen, de staf en de uitrusting. Niet dat deze centra zonder problemen zouden zijn. Het blijft vechten om de infrastructuur voldoende operationeel te maken, om een publiek te krijgen voor de activiteiten, om wezenlijk nuttig te blijven in een sociaal en cultureel moeilijke omgeving. Het blijft nu nog altijd de vraag of deze centra werkelijk, ieder in hun wijk, sociaal en cultureel betekenisvol in het stadsweefsel geïntegreerd zijn.
Een aantal ervan heeft een artistiek aanbod: zo presenteren De Zeyp in Ganshoren en Ten Weyngaert in Vorst een kleinschalig theaterprogramma. Zo zijn De Markten in Brussel-centrum actief met beeldende kunst. Uitmuntend artistiek geprofileerd is De Vaartkapoen (VK). Dit centrum ligt in Molenbeek in een zogenaamd risicogebied, dat zich uitstrekt langs het kanaal. Het gaat om migrantenwijken waar een hoge criminaliteitsgraad genoteerd wordt. De Vaartkapoen is enkele jaren geleden begonnen met een kleinschalig maar intens rockprogramma.
Brussel heeft vooralsnog een zwakke inbreng in de beeldende kunst, een gunstige uitzondering daargelaten. Ook signaleert men er amper Nederlandstalige initiatieven. Van een prominente Brusselse aanwezigheid op het vlak van de beeldende kunsten is dan ook geen sprake.
| |
| |
Zowat alle muziekgenres komen in Brussel ruim aan bod. Maar ook hier geldt: de muziek zelf kan natuurlijk moeilijk binnen een bepaalde gemeenschap geïsoleerd worden.
De klassieke, zowel hedendaagse als historische muziek treedt naar buiten via organisaties als de Filharmonische Vereniging, De Munt, de twee muziekfestivals Ars Musica en het Festival van Vlaanderen en in mindere mate verenigingen als Plateau, Le Botanique, het Kaaitheater, de Beursschouwburg, enz.
De populaire genres - rock, pop, jazz, wereldmuziek - zitten eveneens verspreid over diverse organisaties. De grootste is wellicht de Ancienne Belgique, maar daarnaast zijn er ook nogal wat kleinere initiatieven in club- of festivalverband: le Travers, le Kaai, de reeds vermelde VK (Vaartkapoen), enz. Allerlei concertpromotoren krijgen hun producten geplaatst in Vorst Nationaal, Le Botanique, het Lunatheater, het Paleis voor Schone Kunsten en Théâtre 140.
Of het nu een Nederlandstalige organisatie of een Franstalige is die pakweg dEUS of Anima Eterna presenteert, het zal het publiek een zorg wezen.
Natuurlijk zijn sommige organisaties duidelijk herkenbaar Nederlandstalig (Ancienne Belgique, De Vaartkapoen, het Festival van Vlaanderen) of Franstalig (Ars Musica, le Travers) of federaal (De Munt, de Filharmonische Vereniging), maar zij werken complementair in een aanbod dat Brussel terecht tot een muziekstad maakt.
Theaterhuizen, gezelschappen en kunstencentra kunnen bijwijlen - bij het gesproken toneel - wel precies herkend worden als Nederlands- of Franstalig. Tegelijkertijd moet geconstateerd worden dat de meeste huizen eigenlijk veel meer doen dan dat.
Dat geldt minder voor de KVS, het monument (letterlijk en figuurlijk) in de geschiedenis van de Vlaamse culturele aanwezigheid en nog steeds daar om een dynamische, centrale rol te vervullen. Haar werk bestaat grotendeels uit Nederlandstalig theater.
De Beursschouwburg profileert zich de jongste jaren met succes tot een plaats waar zeer intens wordt gedialogeerd met de stedelijke problemen. Dit gebeurt vanuit de kunst en beperkt zich niet tot theater alleen; de aandacht gaat in de eerste plaats uit naar jongeren.
| |
| |
Het recente Lunatheater wordt voornamelijk bespeeld door het Kaaitheater dat het ook exploiteert. Het Kaaitheater werkt voor kleinere voorstellingen en repetities in een gerenoveerde brouwerij: de Studio's. Het Kaaitheater produceert eigen werk binnen de verschillende podiumkunstengenres. Dikwijls is dat gesproken toneel maar ook dans- en muziektheater. Haast elke productie wordt internationaal gerealiseerd en gepresenteerd. Naast de eigen producties programmeert het een uiteenlopend internationaal receptief programma.
Het kunstencentrum Plateau is bezig met uitdagende activiteiten rond nieuwe kunsten in een interessant pand in Elsene.
Naast deze huizen ontwikkelen zich nog heel wat meer initiatieven. Het uiteenlopende karakter ervan geeft opvallend veel kleur aan de stedelijke activiteit. Het etaleert een stad als een creatief broeinest. In Brussel krijgt dat zijn typische inkleuring door de multiculturele eigenheid. Daar is een gezelschap als Dito Dito hard mee bezig.
Er is ook Bronks, actief als kinder- en jeugdtheater, voornamelijk receptief; soms - hoewel sporadisch - komt het met een eigen productie. Er zijn de gezelschappen Alibi (rond Pat van Hemelrijck), Los Cojones del Toro, De Parade, Laagland, Leporello, Vlinderbomen en Stinkzwammen, enz. Binnen dit alles verdienen drie gezelschappen bijzondere aandacht: Rosas (Anne Teresa De Keersmaeker), Ultima Vez (Wim Vandekeybus) en Needcompany (Jan Lauwers). Het zijn drie topgezelschappen met een stevige inplanting in Brussel, die ook en internationaal richting geven.
Al deze theater- en dansorganisaties kunnen zonder meer als Nederlandstalig gedefinieerd worden, maar dit is slechts uit hun aanbod af te lezen wanneer het om gesproken toneel gaat. In hun overheidsrelatie is de definiëring binnen de gemeenschap duidelijk: al deze organisaties hebben steun van de Vlaamse Gemeenschap en/of van de Vlaamse Gemeenschapscommissie. Hun werk kadert echter wel in het volledige Brusselse aanbod en het spreekt een publiek aan dat ruimer ligt dan de taalgenoten.
Naast de organisaties met dagelijkse activiteiten zijn er de festivals. Er zijn er nogal wat in Brussel van Nederlandstalige signatuur. Het ‘Bronksfestival’: een kinder- en jeugdtheaterfestival, jaarlijks in september georganiseerd door de gelijknamige organisatie. Het ‘Kunstenfestivaldesarts’ biedt tweejaarlijks in mei een internationaal theater-, dans-, en in mindere mate muziekprogramma aan. Dan is er nog het ‘Theaterfestival’ dat jaarlijks georganiseerd wordt in de maand september, weliswaar afwisselend in Brussel, Gent en Antwerpen. Het festival brengt de door een vakjury gekozen tien belangwekkendste voorstellingen uit Vlaanderen en Nederland samen. Er is het muziek- en animatiefestival, ‘Klinkende Munt’, georganiseerd door de Beursschouwburg op het Muntplein. Er is bovendien het openluchtfestival
| |
| |
‘Boterhammen in het park’ georganiseerd door de Ancienne Belgique. En natuurlijk heeft Brussel een Festival van Vlaanderenprogramma in de maanden september en oktober.
Naast deze Nederlandstalige festivals gaan het jaarlijkse ‘Ars Musica’ en ‘Europalia’ (waarvan de organisatiefrequentie onduidelijk is) samenwerking aan met de Nederlandstalige cultuurwereld.
| |
V.
Daar waar organisaties nog duidelijk kunnen behoren tot een van de twee gemeenschappen, met uitzondering van de federale instellingen, is dat voor het dagelijkse leven en werken van de in Brussel wonende kunstenaars haast niet af te baltenen. De componisten, muzikanten, choreografen en dansers bewegen zich vanuit hun artistieke disciplines per definitie over de taalgroepen heen. Het gehele sociale leven van de kunstenaars speelt zich samen af. De cafés en restaurants zijn dezelfde, samen gaat men naar dezelfde voorstellingen en vooral: er wordt samengewerkt bij verschillende artistieke projecten. Het is niet ongewoon voor bijvoorbeeld een in Brussel wonende Vlaamse kunstenaar om op één dag gesprekken te voeren in zowel het Nederlands, het Frans als het Engels. Dit flexibele taalgebruik is vooral eigen aan de jongere generatie kunstenaars en vooral aan hen die in disciplines bezig zijn waar het werk zelf de taal overstijgt: muziek, dans, beeldende kunsten, enz.
Dit heeft te maken met de internationale kaders waarbinnen het werk geplaatst kan worden. Een belangrijke choreografe als Anne Teresa De Keersmaeker heeft zich een naam verworven naast o.a. Pina Bausch, Trisha Brown en William Forsythe. Een muziekensemble als Ictus heeft zijn plaatst naast het Ensemble Modern.
Bij een theater als de KVS ligt dit anders, het verhoudt zich niet tot de Schaubühne in Berlijn of Dramaten in Stockholm, laat staan tot het Théâtre National in Brussel, maar wel tot bijvoorbeeld de KNS in Antwerpen en het Zuidelijk Toneel in Eindhoven. Voor het theater hebben evolutie en beïnvloeding in grote mate plaats binnen de taalgemeenschappen. Zo hebben de Franstalige theaters in Brussel niks te maken met de Nederlandstalige in Brussel maar wel met hun collega's in Parijs, Montréal of Genève. Daarom blijven het Franstalige en het Nederlandstalige gesproken toneel in Brussel twee gescheiden werelden.
| |
| |
| |
VI.
Uit deze onvolledige opsomming mag blijken dat ik het nogal moeilijk heb om iets als louter geïsoleerd Nederlandstalig - met uitzondering van het toneel - in het aanbod van de Nederlandstalige organisaties te ontdekken. Het gebodene weeft zich naadloos door het geheel van het Brusselse artistieke gebeuren en werft een publiek dat ruimer ligt dan ‘Vlaams’.
Wat wel opvalt is dat deze kwaliteit - want dat is het - vooral terug te vinden is bij de Nederlandstalige organisaties. Het is voor bijvoorbeeld het Kaaitheater, de Beursschouwburg of het Plateau een evidentie om publicitair actief te zijn in het Frans en in de Franstalige media of zelfs in het Engels. Dit gebeurt duidelijk omdat het aanbod zich richt tot anderstaligen. Een louter Nederlandstalige promotie zal het publieksbereik drastisch negatief beïnvloeden.
Maar belangrijker nog: de Nederlandstalige organisaties zijn in hun geheel genomen bewuster en actiever bezig met de interculturele realiteit van Brussel. Deze laatste bewering klinkt misschien nogal boud en absoluut. Het mag natuurlijk niet gelezen worden als zou geen enkele Franstalige organisatie beseffen dat Brussel intercultureel is. Maar toch ken ik geen Brusselse Franstalige culturele organisatie die haar activiteiten in het Nederlands promoot of het programmaboekje, wanneer daar aanleiding toe is, tweetalig opstelt. Ook kan vastgesteld worden dat het internationaal belangrijke theater- en danswerk in Brussel haast uitsluitend op de scène gebracht wordt door Nederlandstalige organisaties.
De huidige Brusselaars hebben de stad altijd gekend als Franstalige stad en dat is ze vandaag eigenlijk nog, alhoewel minder vanzelfsprekend. Door een actievere Vlaamse aanwezigheid, maar meer nog door een explosie van inwijking: de klassieke migranten enerzijds en anderzijds het enorme aantal mensen uit het buitenland dat in Brussel en omgeving is komen wonen wegens de aanwezigheid van de internationale organisaties. De Franstalige gemeenschap blijft echter de grootste en heeft daardoor minder behoefte om zich binnen deze interculturele context te manifesteren, omdat het artistieke leven binnen de eigen gemeenschap optimaal kan functioneren. Voor de Nederlandstaligen speelt de noodzaak om zich vanuit een minderheidspositie toch te profileren. Maar ook de Nederlandstalige gemeenschap moet beseffen dat er met grote waarschijnlijkheid binnen enkele jaren een belangrijke artistieke activiteit verwacht mag worden van de jongere generaties migranten, die zich dan intellectueel en cultureel voldoende gevormd zullen hebben. Misschien zullen zij er wel in slagen om Brussel een artistieke uitstraling als één geheel te geven.
| |
VII.
Er kan niet met volledigheid gepraat worden over de Nederlandstalige cultuur in Brussel zonder het probleem van de bijwijlen bizarre infrastructurele situa- | |
| |
tie aan te snijden. Het belang van de KVS en de Beursschouwburg hebben we al aangeduid. Hun gebouwen zijn echter tot ruïnes verworden. Voor de KVS is de stad Brussel eigenaar en dus verantwoordelijk. De stad laat al tientallen jaren het pand verpauperen. Of daar binnenkort verandering in komt, valt af te wachten. Niet alleen culturele desinteresse maar ook een grote bestuurlijke nonchalance en een tegenwerken van Nederlandstalige culturele initiatieven liggen eveneens ten grondslag aan deze schande. Het is zeer de vraag of deze wonden geheeld kunnen worden.
Voor de Beursschouwburg is de Vlaamse Gemeenschap verantwoordelijk. Het gebouw is er - mogelijk - nog erger aan toe dan de KVS. Andere, dikwijls politiek gemotiveerde prioriteiten hebben de restauratie van de Beursschouwburg onderaan het lijstje geplaatst.
Naast deze twee schrijnende problemen staan de positieve realisaties: de Ancienne Belgique (AB), het Lunatheater en de Studio's van het Kaaitheater. De gerestaureerde Ancienne Belgique opende op het einde van 1996 zijn deuren; samen met de Studio's van het Kaaitheater zijn het de twee enige gebouwen die gereedgekomen zijn. Het Lunatheater werd in erfpacht genomen door de Vlaamse Gemeenschap in 1992 en verbouwd in een eerste fase. De broodnodige definitieve fase moet nog vastgelegd worden.
Maar er blijven infrastucturele vragen en leemtes. Er zou nu toch een gebouw (de voormalige Guardinischool in de Moutstraat) gevonden zijn voor het kindertheater Bronks, maar is geen hedendaags museum of kunsthal. Er is geen film- en videohuis. Er zijn geen ateliers voor kunstenaars.
Kortom, er is geen cultureel infrastructuurbeleid voor Brussel. De mooie en zeer nuttige realisaties mogen niet als het resultaat gezien worden van een invulling van een gericht beleid, ze zijn er ondanks een beleid, min of meer toevallig gekomen.
Gebouwen zijn voor de kunst een werkinstrument en voor het publiek herkenbare plaatsen waar pas ten volle van kunst genoten kan worden. Maar niet alleen om die reden moet er aan de culturele infrastructuur in Brussel de grootste aandacht gegeven worden. Musea, theaters, filmzalen, culturele centra zijn signalen in een stad. Ze geven uitstraling aan een stad en een gemeenschap en dragen bij aan de verlevendiging. Ze herdynamiseren de wijken waarin ze ingeplant zijn.
| |
| |
Wat voor een aantrekkingskracht en uitstraling heeft bijvoorbeeld het Centre Pompidou niet of de nieuwe Opéra de la Bastille in Parijs? Hoe belangrijk is de Museumüfer in Frankfurt niet? Sydney herkent men door zijn opera. Het stadsdeel Belem in Lissabon is internationaal bekend vanwege zijn nieuwe culturele centrum.
Een gericht beleid wat dit betreft zou een onvergelijkbare meerwaarde geven aan de Vlaamse Gemeenschap en aan de artistieke werkmogelijkheden; het zou een hoogwaardige uitstraling en herdynamisering van Brussel betekenen en grote dienst bewijzen aan het kunstminnend publiek.
| |
VIII.
Als de politieke alertheid en de versnipperde bevoegdheden voor Brussel bekeken worden, mag er getwijfeld worden of een en ander wel op z'n pootjes terechtkomt. Een culturele bedrijvigheid kan pas ten volle tot ontplooiing komen als die gesteund wordt door heldere politieke structuren en een krachtige politieke vertegenwoordiging. Brussel heeft de voorbije twintig jaar een opmerkelijke actieve generatie politici gekend. Op heel wat terreinen werd veel gerealiseerd. Het moment van de opvolging is nu aangebroken. De vraag moet gesteld worden of er een even krachtige generatie politici klaarstaat. Die zal nodig zijn om de Nederlandstalige cultuur verder uit te bouwen. Zekerheid hebben we nog niet, hoop vooralsnog wel. Duidelijk is wel dat de betekenis van de Vlaamse politici in Brussel in het geheel van de Brusselse politiek minimaal zal zijn. De Brusselse Hoofdstedelijke Raad kent 75 leden onder wie 10 Vlaamse leden, bij deze tien zijn er twee van het uiterst rechtse en ondemocratische Vlaams Blok. De Vlamingen worden dus democratisch politiek ondersteund door 8 leden op 75. Je moet al uit zeer uitzonderlijk hout gesneden zijn om binnen deze verhoudingen van betekenis te zijn.
De Vlaamse Regering dan maar? De Vlaamse Regering heeft, zoals eerder al aangehaald, een minister voor Brusselse Aangelegenheden in haar rangen. Of deze bevoegdheid met een budget van ongeveer 80 miljoen BEF (± 4,4 miljoen gulden) zwaar weegt, is zeer de vraag. Wijst dat op het belang dat men aan Brussel wenst te geven? De wetgever heeft deze bevoegdheid gedefinieerd uit beschermende overwegingen, maar wat als daar geen financiële mogelijkheden aan toegevoegd worden? Is het eerder het isoleren van een probleem, zodat het als ‘geregeld’ beschouwd kan worden? De Vlaamse ministers en het Vlaams parlement hebben het dikwijls over het belang van Brussel voor de Vlaamse Gemeenschap. Maar gaat dit verder dan rationele overwegingen? Een daadwerkelijk politiek engagement voor Brussel moet ook met een warm hart en een geëmotionaliseerd beleid gebeuren, en moet over aangepaste financiële middelen kunnen beschikken.
| |
| |
Het Lunatheater - Foto Johan Jacobs.
Door wie worden de Brusselse culturele of andere initiatieven politiek gesteund? Door 8 parlementsleden op 75? Door een minister met amper een budget? Door een nieuwe generatie Brusselse politici?
De versnipperde politieke bevoegdheden, de zwakke Nederlandstalige vertegenwoordiging in de Brusselse politieke structuren en de aarzelende aandacht van de Vlaamse Regering voor Brussel doen ons serieuze vragen stellen bij de toekomst van het Nederlandstalige culturele leven. Dus ook bij, zoals in dit artikel naar voren werd gebracht, de toekomst van Brussel in zijn geheel.
| |
IX.
Bij dit alles kan ik alleen maar hoopvol aan Europa denken. Zoals gezegd heeft Europa geen enkele relatie met wat voor cultureel initiatief in Brussel dan ook. Dat heeft Europa trouwens nergens. En toch is Brussel haar hoofdstad, met een internationaal imago dat haast uitsluitend naar Europa verwijst. Europa zou de oorzaak zijn van veel urbanistische rampen, van de afbraak van waardevolle gebouwen, de kaalslag in bepaalde wijken en de leegloop ervan. Als het dan al oorzaak zou zijn, het zijn wel de Belgen die het aangericht hebben. België heeft gemeend de stad deze afschuwelijke behandeling te moeten geven. Europa heeft niet gebouwd noch de wijze van inplanting bepaald. Ze is komen wonen in de huizen haar door de Belgen aangeboden.
| |
| |
En kan Europa verantwoordelijk gesteld worden voor het Brusselse politieke kluwen? Uiteraard niet. Zou het niet zinvol zijn om met Europa een gesprek aan te gaan over Brussel, met op de agenda de verantwoordelijkheid uiteraard onder strikte voorwaarden die Europa kan nemen voor haar hoofdstad? Met respect voor de culturen van deze stad, met respect voor de eigenheid en met het engagement tot investeringen.
Brussel kan bezwaarlijk een rijke stad genoemd worden. Het relatief lage bevolkingsaantal werkt belemmerend om voor elk bestuurlijk niveau kwaliteitspolitici af te vaardigen. Elk bestuur beslist tot andere beleidsopties die verschillende richtingen uitgaan.
Europa is van dit alles het tegendeel. Het heeft geld, de toppolitici uit de diverse landen worden afgevaardigd naar parlement en commissie, binnen één politieke structuur is eenheid van beleid een evidentie.
Misschien klinkt dit wat onrealistisch? Niet echter indien men bereid is te geloven in Europa als volwaardig toekomstmodel. Haar impact op ons dagelijks leven is trouwens groeiend.
En Brussel biedt ontegensprekelijk een unieke basissituatie om door Europa uitgebouwd te worden. De stad is divers en toch overzichtelijk, ze heeft een uitgesproken en nog steeds herkenbare Europese geschiedenis, ze is in hoge mate intercultureel en er heerst een levendige activiteit in diverse gebieden, met name op het gebied van cultuur. Weinig andere steden in Europa hebben dergelijke uitgangspunten.
Het Europees project ambieert een samenlevingsmodel tussen gemeenschappen. Brussel heeft alle ingrediënten om niet alleen een proefterrein voor deze hoopvolle gedachte te zijn, maar een eerste tastbare realisatie ervan te vormen.
|
|