Publicaties
De Nederlandse cultuur in Europese context
Wanneer het gaat om fundamenteel en strategisch onderzoek is de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek NWO de grootste instelling van het land. Zij is bij wet ingesteld door het Parlement en voert haar taak in het bijzonder uit door het verlenen van subsidies aan wetenschappelijke projecten. Vanuit deze taakstelling werd in 1991 een prioriteitsprogramma ontwikkeld ter bestudering van de Nederlandse cultuur in Europese context. Hierbij gaat het nu eens minder om het heden, wel om de plaats die het land in de loop der eeuwen temidden van andere Europese landen heeft ingenomen. Het resultaat van de studie komt naar buiten door middel van een reeks publicaties. Minder dan politieke verhoudingen in een vaak ver verleden wordt de plaats bezien die Nederland historisch en vooral cultureel heeft ingenomen. Dus: hebben wij weleer meer aan Europa geleverd dan alleen Rembrandt, Boerhaave en Sweelinck?
Met een looptijd van acht jaar zal het nieuwe en kostbare initiatief - NWO spreekt van een miljoenenproject - op z'n best in het begin van de komende eeuw zijn afgerond, als er tenminste een afronding komt, want al snel na de ontwikkeling van de ideeën werd duidelijk hoeveel er te exploreren valt. Aan het programma nemen onderzoekers deel uit talrijke disciplines binnen de geestes-, de maatschappijen de gedragswetenschappen, historici en antropologen zo goed als godsdienstgeleerden en kenners van de theater- en muziekgeschiedenis. In wezen het complete spectrum van de alfa-wetenschap, waarop NWO zich richt.
Als ijkpunten zijn de jaren 1650, 1800, 1900 en 1950 gekozen. Voor elk van die jaren werden twee toeziende redacteuren aangewezen, die weer verantwoording schuldig zijn aan een wetenschappelijke stuurgroep, voorgezeten door dr. D.W. Fokkema, hoogleraar algemene literatuurwetenschap aan de Rijksuniversiteit Utrecht. Bij de presentatie van de eerste drie delen sprak deze van een opzet van 20 delen plus 5 synthesen.
Deze eerste boeken behandelen de aanzetten tot standaardisatie van het Nederlands omstreeks 1650 (dr. M. van der Wal), drukkers, boekverkopers en lezers eveneens rond 1650 (dr. P. Hofijzer en dr. O. Lankhorst) en tijdschriften in Nederland tussen 1770 en 1830 (dr. G.J. Johannes). Volgende delen gaan onder meer over de internationale positie van raadpensionaris Jacob Cats (†1680), als dichter nationaal eeuwenlang populair als ‘Vader Cats’. Theatercultuur rond 1800, het Spinozisme rond 1900 en Nederlandse uitgeverijen als gate-keeper van de internationale cultuur-stroom tussen 1945 en 1970.
Volgens een opgave zijn de medewerkers verbonden aan de Universiteiten van Amsterdam (2×), Groningen, Leiden, Rotterdam en Utrecht. We missen de universiteiten uit het zuiden van het land, maar wellicht is de opgave kortzichtig, want dr. Otto Lankhorst, een der auteurs van het bovengenoemde boek over drukkers doceert in Nijmegen. Toch mogen enkele vraagtekens worden geplaatst. De NWO-gids voor het lopende jaar vermeldt dat NWO op het gebied van Nederlandse taal en cultuur een overeenkomst tot samenwerking heeft gesloten met het Vlaamse Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek (NFWO). Zo'n bericht doet te meer de gedachte post vatten dat de onderzoekers-auteurs van de boeken in deze prestigieuze reeks hun blik over het gehele Nederlandse taalgebied laten gaan. Het meest lijkt dit voor de hand te liggen wanneer het gaat om de ijkjaren 1650 en 1800 toen nog geen sprake was van de huidige landsgrenzen.
Hiervan blijkt geen sprake te zijn, naar werd meegedeeld omdat het te onderzoeken terrein zo al uitgebreid genoeg was. De zuidelijke Nederlanden helemaal negeren is natuurlijk onmogelijk. Het boek over drukkers, boekverkopers, lezers in Nederland rond 1650 zet ‘in de Republiek’ nadrukkelijk in de titel, en toch doet het vreemd aan dat over het wereldberoemde grafische bedrijf van Plantijn en Moretus in Antwerpen in eerste instantie niet meer wordt gezegd dan dat ‘het rijke archief ook voor de Noordelijke Nederlanden veel