klinkt vaal heel wat ‘authentieker’ dan wat muffe oude muziekgezelschappen met het juiste instrumentarium ons weten voor te schotelen.
Belangrijk voor het festival blijkt ook steeds de authenticiteitsgedachte in geografische zin. Spaanse groepen zijn er voor Spaanse muziek, Italiaanse voor hun eigen traditie, enzovoort. Zo stelde Nuchelmans naar aanleiding van Schütz-uitvoeringen door het Dresdner Kammerchor (voor het eerst op het festival): ‘De concerten van de Dresdeners sterkten mij in mijn opvatting dat een belangwekkende dimensie wordt toegevoegd wanneer muziek wordt uitgevoerd door mensen uit de “biotoop” van die muziek. Je hoorde aan het koor dat men precies weet en voelt waar men mee bezig is, dat het hun repertoire, hun taal is.’
Ik vind dit wat ver gaan, maar feit is dat we hier nu wat doorzichtigheid betreft niets te klagen hadden. De overwegend jonge stemmen van studerenden en afgestudeerden aan de muziekhogeschool ‘Carl Maria von Weber’ klinken fris en flexibel, rijk genuanceerd. Ik was vooral onder de indruk van Schütz' Musikalische Exequien uitgevoerd in de Catharinakerk in een aan het slot verrassend gedurfde, ruimtelijke opstelling.
Dat ‘jong’ nog niet noodzakelijkerwijs ‘beter’ hoeft te zijn, demonstreerde de vocale Franse groep Akademia van Françoise Lasserre in Monteverdi's Vespers voor het Feest van de Onbevlekte Ontvangenis. Mooi, maar te timide: dát hadden dus Italianen voor hun rekening moeten nemen!
Bij de uitvoering van het fameuze Utrechts Psalter (9de-eeuws manuscript. Helaas van vóór de uitvinding van een bruikbare muziek-notitie) overheerste een zekere protestantse ernst. Met sprankelende operettes van Offenbach (authentiek begeleid op een oude vleugel, echter rechttoe rechtaan bespeeld) en Lampes opera'tje The Dragon of Wantley uit 1737 (een parodie op de Italiaanse opera en de Händelstijl) was voor een zeker tegenwicht gezorgd. Lampes vlotte pastiche zonder nevenintriges is meteen te doorgronden en werd ronduit verrukkelijk gespeeld én gezongen!
Het komende festival zal na het accent op het protestantse Duitsland van de 17de eeuw een meer mediterrane kleur meekrijgen. Thema's als ‘Florence in de 14de eeuw’ en ‘de oude muziek van Napels’ zullen daarvoor kunnen zorgen. Voorts wordt Ockeghems 500ste sterfdag herdacht, staat Schuberts klavieroeuvre centraal en worden de mogelijkheden van een Dag van de Improvisatie (compleet met authentieke oude jazz) onderzocht. Met dat laatste zal Leonhardt niet blij zijn: in een improvisatie wordt ‘gedacht’, en bij een volmaakt muziekstuk is met het tot klinken brengen van de eerste noot de teerling geworpen, er is geen weg meer terug. Leonhardt: ‘Een goed musicus denkt alleen maar vóór of nà het spelen’.
Vast staat ondertussen dat niemand zo veel heeft nagedacht als de organisatoren vóór, tijdens en nà het onderhavige festival!
Ernst Vermeulen