toriumopleiding. Tot 1990 verblijft hij in zijn geboorteland, waar hij o.a. muziekleraar is en vooral als componist van film- en theatermuziek bekendheid verwerft. Het jaar daarop vestigt hij zich in Berlijn en verandert van koers. Hij componeert nu vooral symfonische werken, experimenteert met verschillende stijlen en schept een eigen idioom. Meteen krijgt hij internationale vermaardheid.
De muziek van Kantsjeli is sterk emotioneel geladen. In menig opzicht wijkt ze af van de seriële muziek uit het midden van deze eeuw. Toch lokt zijn muziek controversiële reacties uit, meer bij de kritiek dan bij het publiek. Dat bleek opnieuw bij de wereldpremière van
Simi, een celloconcerto dat hij schreef in opdracht van het Koninklijk Filharmonisch Orkest van Vlaanderen en dat op 14 februari 1996 door M. Rostropovitsj gecreëerd werd in het Paleis voor Schone Kunsten te
Brussel. Sommigen schrijven zijn muziek een ‘complexe eenvoud en diepzinnige kracht’ toe, anderen kraken ze als ‘simplistische rotzooi’. De componist ligt daar niet wakker van. ‘Dat mijn muziek extreme reacties oproept, doet me plezier. Het ergste wat haar, mij en ieder mens kan overkomen, is onverschilligheid. Onverschilligheid remt de evolutie, ze trekt je achteruit. Tegenstellingen drijven je vooruit.’ In zijn ogen is muziek wel de meest abstracte van alle kunsten, maar terzelfder tijd reflecteert ze het wezen en de toestand van de mens die die muziek opschrijft. Vandaar dat ze volgens hem zowel leugen en onrechtvaardigheid aan de kaak moet stellen, als schoonheid en goedheid in goud beslaan. Die tegenstelling is alvast een eerste kenmerk van Kantsjeli's muziek, en niet het geringste. Zijn muziek is geladen met extreme dynamische contrasten: geheimzinnige stilte en broze subtiliteit naast brutale disharmonie en oorverdovende klankorgie. Vele van zijn composities hebben een uitgesproken depressief karakter. Titels als
Lament, Nachdem Weinen, Trauerfarbenes Land, Freudelose Gedanken en
Vom Winde beweint spreken voor
V.l.n.r. M. Rostropovitsj, G. Kantsjeli, G. Llewellyn (dirigent).
zichzelf. Telkens echter worden angst, smart of verschrikking in contrast geplaatst met hoop, troost of bezinning. Een andere karakteristiek van zijn muziek is de invloed van de Georgische volksmuziek. Niet dat Kantsjeli zomaar volksliedjes of -ritmen verwerkt in zijn muziek. Hij voelt zich veeleer aangetrokken door het mysterieuze karakter van de oude polyfone volksmuziek uit zijn geboorteland.
Het Koninklijk Filharmonisch Orkest van Vlaanderen stelde naast de wereldpremière van het celloconcerto nog vier andere partituren van zijn huiscomponist voor. De Zesde symfonie (1981) klinkt als een verhaal uit de stilte met enkele verpletterende klankexplosies. Ze illustreert wonderwel de idiomatische schrijfwijze van de componist: het werken met kernachtige figuren die, onderbroken door pauzen, vaak obsederend herhaald worden. Vom Winde beweint (1988) werd geschreven als in memoriam voor een muziekcriticus en vriend van de componist. Buiten het agressieve allegro moderato met zijn pijnlijke orkestkreten is deze ‘liturgie’ voor altviool (Yuri Basjmet) en orkest een gevoelsdiepe klaagzang, soms statisch van karakter en vaak in een neoromantische stijl uitgewerkt. Ook Lament (1995) is een elegie, dit keer ter nagedachtenis van Luigi Nono. Dat werk voor sopraan (Maacha Deubner), viool (Gidon Kremer) en orkest verglijdt in een doorlopende, langzame beweging van ongeveer vijftig minuten. Enkele fel gescandeerde tuttipassages van