jeugd afgestemde voorstellingen (
De nieuwe kleren van de keizer, De kleine prins, Winnie de Poeh en
Oliver Twist). Daarnaast maakt het overal in het land met selectieve voorbeelden en stimulerende raadgevingen kinderen op de dansvloer vertrouwd met ‘beweging’. Heel effectief zijn de intelligent opgezette projecten van medewerkers van
Introdans Educatief voor docenten, allereerst om hen zelf te leren bewegen maar uiteindelijk om hen met praktische raadgevingen in staat te stellen danslessen te geven aan jonge kinderen. Helaas gebeurt dit eerder uitzonderlijk. Heel bijzonder zijn daarom de educatieve projecten die
Introdans Educatief geregeld doet in het kader van het
Aruba Dans-festival. In de moordende hitte van dit Caribische eiland krijgen beginnende en ervaren docenten daar, bijna terloops, een intensieve scholing van de Nederlandse dansers. De docenten leren de aangeboren aanleg van kinderen - spontaan te bewegen op muziek - langzaam bij te sturen tot een echt dansante ervaring. Mede door periodieke herhalingen is het effect van deze aanpak op Aruba groot.
Introdans Educatief benut hierbij elementen uit jeugdvoorstellingen, die de educatieve lessen als het ware illustreren. Heel stimulerend is de open wijze waarop de Arubaanse kinderen deze anekdotische voorstellingen niet zomaar bekijken, maar heel intens beleven. In eigen land krijgen de medewerkers van
Introdans Educatief zelden de kans om hun capaciteiten en ervaringen op zo'n intensieve manier over te dragen. Het succes van deze zelfstandig geworden educatieve afdeling heeft ook gevolgen voor de selectie van dansers voor
Introdans als theaterdansgroep: er is geen praktisch bezwaar meer tegen buitenlandse dansers. In het kader van de steeds grotere concurrentie op de danspodia maakt dat een soepeler hantering van het ‘Nederlandse’ principe ook makkelijker. Er zijn nu dansers uit heel Europa actief bij
Introdans. Overigens is de Nederlandse taal voor de eerste buitenlandse dansers in de groep nooit een probleem geweest: Hilde Machte-linckx en Tony Vandecasteele komen uit Vlaanderen. Later zijn hun landgenoten Jens van Daele (
Ballet de l'Opéra de Wallonie) en Mike van Loon (
Stedelijk Instituut voor Ballet Antwerpen) ook de grens overgestoken. Opvallend bij deze Belgische dansers is steeds de sterke fysieke uitstraling die ze aan hun interpretaties weten mee te geven. Dat moet haast
Introdans educatief, ‘Winnie de Poeh’, choreografie T.C. Howard (1995).
wel een nationale kwaliteit zijn, het resultaat van een heel vakmatige en aardse training, gezien ook de optredens van Belgische dansers op de feestelijke gala's die
Introdans om de twee jaar organiseert. Dat zijn evenementen waarop een keur van internationale solisten aantreedt: onder andere de gevierde Koen Onzia in de solo
Isoldes Liebestod van Maurice Béjart, maar ook het gerijpte koppel Vivien Loeber en Ben van Cauwenbergh in een pas de deux uit
Romeo & Julia van Valery Panov, naast diverse jonge balletstudenten uit Antwerpen.
Een apart facet van de programma's is de muzikale educatie die de toeschouwers en passant meekrijgen bij de voorstellingen. Die muziekkeuze biedt een breed scala aan historische en hedendaagse muziekstijlen. Net als bij de trend van de choreografieën tekent zich bij de muziek duidelijk af dat de groep ook een goede neus heeft voor wat in de smaak valt. Soms gaat men misschien wel te ver mee met de smaak van het publiek in de provincie; volgens critici overschrijdt Introdans net iets te veel de grens tussen kunst en kitsch. Met name artistiek leider Ton Wiggers is voor zijn choreografisch werk dergelijke kritiek ook wel ten deel gevallen, maar daar staan ook bijzondere, artistiek onberispelijke stukken tegenover, zoals Scheidslijn, een coherent ballet over de scheidslijn tussen leven en dood met opmerke-