Thuisbrengen in woorden
Met zijn dichtbundel Met twee messen voegt Mark Naessens (º1943) zich bij de reeks van late debutanten. Vooral via deelname aan enkele wedstrijden en een paar bekroningen kwam Naessens uiteindelijk tot deze publicatie. Een van die bekroningen was - recentelijk - de prijs voor de religieuze poëzie, door het Davids-fonds ingesteld ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan van het Interdiocesaan Pastoraal Beraad.
De titel van de bundel doet denken aan de uitdrukking van het meten met twee maten en twee gewichten: in poëzie kan dat staan voor de geobjectiveerde laag van feiten en gebeurtenissen, naast de meer overstijgende, poëtische laag van de suggestie, de zachte ironie in dit geval ook. De dichter snijdt met zijn verzen in bekend vlees door een soort agressieve onmacht, die het gevolg moet zijn van te dragen, maar niet te keren verdriet. De situatieschets bij het begin van de bundel, in het openend titelgedicht zegt genoeg:
Terwijl de pijn zich optrekt aan de rand van de tafel,
als ongevraagde gast toetast, eet met twee messen
De ik-figuur moet leren leven met ‘de vochtige geur van herfst’: aftakeling, dood en verlies. Al vlug blijkt dat de dichter in zijn poëtische incisie zichzelf niet spaart of de eigen verloren gegane omgeving niet zal bewenen met omfloerst taalgebruik. De dood is veeleer een ongenode gast. Het motief zal de hele bundel door blijven inwerken, onder meer opvallend in de twee gedichten ‘Ispahaan’, waarin wordt gerefereerd aan ‘De tuinman en de dood’ van P.N. van Eyck.
Naessens bouwt zijn gedichten strofisch op, meestal op basis van kwatrijnen. Dit vormelijk houvast wordt aangelengd met herkenbare, levensvatbare inhouden en levensbeschouwelijke vragen, doorgaans uitgewerkt na de ponering van een aardige premisse of een originele invalshoek.
Ook de structuur van de bundel zelf is vrij stabiel: een inleidend gedicht dat veelzeggend is, gevolgd door vier gelijkmatige afdelingen waarin de thematiek anekdotisch en exemplarisch wordt uitgewerkt, om aan het einde van