grip heeft een dubbele bodem gekregen. De allereerste filmers was het misschien alleen om de bevrijdende kracht van het taartengooien te doen, maar de schrijvers van het Vietnam-tijdperk hebben het bittere cynisme tot norm verheven. De reden waarom de wereld voor hun retoriek viel, is dat ze behalve op de lachspieren ook een beroep deden op de intelligentie.
Bij ons bedienen jonge auteurs zich meer dan eens openlijk van slapsticks - als je het korte succes van de huidige Nix-generatie bekijkt, lijkt het wel een noodzakelijke fase in de ontwikkeling van een schrijver. De vraag of die manifeste buitenlandse invloed bevorderlijk is voor het eigen karakter van onze literatuur is natuurlijk reëel. Het debuut van de Vlaming Paul Verhaeghen, de roman Lichtenberg, heeft daar een verrassend antwoord op. Het studentikoze sfeertje van grappen en grollen dat aan de producten van Joseph Heller, Thomas Pynchon en mindere goden doet denken, is nooit uit de lucht in dit ambitieuze boek, maar Verhaeghens professionele inzet maakt veel van dat epigonisme goed. Lichtenberg is immers dankzij zijn tragikomische hoofdpersonage een persoonlijk en aangrijpend boek geworden. Een figuur die door zijn omgeving in een patsituatie gedreven wordt, is weliswaar van alle tijden, maar ook herkenbaar. Verliezers smeken er trouwens om, met galgenhumor geschopt te worden; die slapstick is dan ook wel op zijn plaats. Heeft uiteindelijk de clown de wijsheid niet in pacht?
Je moet dus verder gaan dan het oppervlakteniveau om enige innerlijke evolutie in
Lichtenberg te ontdekken. Maar aan de andere kant kom je niet echt onder dat banale verhaaltje uit - het genre volgt strikte regels om zijn doel te bereiken. Hoofdfiguur Tom Pepermans, een Leuvense student psychologie, trekt naar de Nederlandse universiteitsstad Meerhof (flauwe woordspelingen moet je erbij nemen) om er te solliciteren naar een betrekking. Hij is op de vlucht voor zijn verleden: zijn vriendin, die de drums bespeelde in het punkgroepje waarin hij gitaar speelde (populaire muziek is erg geliefd bij slapstickbeoefenaars) bedroog hem met de bassist. Het vertrek uit Vlaanderen doet Tom ogenschijnlijk goed: hij krijgt de opdracht om ‘persoonlijke conversatiepartner’ te worden van een uiterst geavanceerde computer, die kan communiceren en die luistert
Paul Verhaeghen (º1965).
naar de initialen PC (woordspelletjes met acroniemen zijn weer een andere must). Bovendien kan hij intrekken bij zijn projectleider, waar hij meteen verslingerd is op het babydochtertje van diens vriendin. Een fatale schoonheid op wie hij verliefd wordt, rondt de ogenschijnlijke transformatie af: Tom beschikt zogezegd over alles om zijn verleden te vergeten.
Helaas ziet hij bij dit alles de factor ‘complot’ over het hoofd. Dit is een element dat in geen enkele slapstick kan ontbreken. Tom staat dan ook in het begin van Lichtenberg al bovenop de tachtig meter hoge ‘Toren van Wijsbegeren’, klaar voor de finale sprong. Er moet dus wel een en ander gebeurd zijn tijdens zijn zes maanden lange verblijf in Meerhof om hem zover te krijgen, maar voor hij springt, moet Paul Verhaeghen hem natuurlijk eerst zijn verhaal nog laten doen. Een en ander heeft tot gevolg dat de roman zich op drie tijdsniveaus afspeelt: de real time, waarin Tom als het ware zijn levensfilm voor ogen krijgt, en de gebeurtenissen zelf in flashback, die zich dus enerzijds in Meerhof, anderzijds in Leuven afspelen - die laatste vertelt hij aan zijn nieuwe huisgenoten. Aan de oorsprong van Toms persoonlijke drama ligt zijn seksuele onmacht; uitgesproken erotische scènes kunnen bijgevolg al evenmin ontbreken in het boek, maar ik moet zeggen dat ze, net als het hele krankzinnige verhaal, met veel overtuigingskracht gebracht zijn. Dat is toch een van de belangrijke troeven van Lichtenberg: aan welke uitspattingen Verhaeghen zich ook te buiten gaat, ze vallen allemaal netjes binnen de marges van een perfect georkestreerde taalorgie.