Toonder toont liefde en woede
Is het derde deel van Marten Toonders autobiografie (1945-1965), Onder het kollende meer Doo, ook het laatste? Op de achterflap wordt over ‘afsluiting van zijn levensgeschiedenis’ gesproken. Ik denk dat Toonders trouwe lezers desondanks blijven hopen op enige vorm van voortzetting. Want Toonders memoires bieden meer dan geschiedenis: voedsel voor de ziel.
De eigenaardige titel lijkt te zijn verzonnen door een van de figuren uit de parallelle wereld in de Bommel-verhalen. Pee Pastinakel zou hem bedacht kunnen hebben. Maar het Lough Doo, het Zwarte Meer, bestaat echt, in West-Ierland. Van Dale leert dat ‘kollen’ ‘toveren’ is. Een niet-fictief meer, dat af en toe tovert, heeft Toonder aan zijn titel geholpen.
Kan een meer toveren? Voor Toonder en zijn overleden eerste vrouw Phiny in ieder geval wèl. Op een dag, wanneer ze langs het meer rijden zien ze hoe zich uit de diepte waterkolommen oprichten van drie à vier meter hoog. Metafoor. Gevoelens over wat tijdens en vlak na de Tweede Wereldoorlog is ervaren zijn lang verdrongen, onder de oppervlakte gebleven, maar komen ooit als uitbarstingen uit het onderbewuste naar boven. Men kan een kampsyndroom hebben, stelt Toonder, zonder in het kamp te hebben gezeten.
Toonder onderbreekt de lineaire chronologie van zijn autobiografie over 1945-1965 met belevenissen en bespiegelingen van later, na 1965, in zijn geliefde Ierland. Een goed procédé, want zo slaagt hij er in om existentiële samenhang in zijn levensverhaal aan te brengen.
Toonder heeft veel te vertellen: hij heeft veel meegemaakt. Hij heeft strips getekend, verhalen geschreven, tekenfilms gecreëerd. Hij stond bovendien aan het hoofd van de Toonder Studio's, met wisselende medewerkers. Ik vraag me af: hoeveel lezers vinden de verwijzingen naar al die mensen, al die zakelijke toestanden, nog interessant? Maar zeker is: Toonder blijft Toonder: formuleringen, beschrijvingen, overdenkingen, houden de aandacht vast. Over een gewezen compagnon wordt, heel Toonderiaans, gezegd dat hij zich tijdens de oorlog ‘ontpopte als de slibber die hij in werkelijkheid was’. En de sfeer van de bevrijding is goed voelbaar als wordt verteld hoe een gewapende BS-er (begrijpt heden ten dage iedereen zo'n afkorting?), die er uit ziet als een ‘machinist in een ketelpak’, voor de deur staat te wachten om die slibber in te rekenen.