Liefst verliefd en nooit verkeerd. Het verzameld werk van Renate Rubinstein
Naar aanleiding van de dood van columniste Renate Rubinstein in 1990 definieerde Paul de Wispelaere in zijn Verkoolde alfabet het weekblad Vrij Nederland zonder Tamar als ‘tonic zonder gin’. Rubinsteins altijd vinnig geschreven tegendraadse columns, met veel humor, arrogantie en onredelijkheid, had hij regelmatig met plezier gelezen. Meestal was hij het oneens met haar meningen, in dit geval over literatuur. Toch meent hij dat na haar dood sommige van haar uitspraken het karakter van voorschriften krijgen, die door alle intellectuelen zouden moeten worden nageleefd (De Wispelaere, 1992, pp. 46-47). De algemene mening over de schrijfster heeft hij hiermee perfect verwoord.
Renate Rubinstein werd tijdens haar leven vooral bekend, geliefd en soms verafschuwd als Tamar, columniste in Vrij Nederland, het blad waarvoor zij van 1957 tot aan haar dood in 1990 bijna onafgebroken wekelijks een ‘stukje’ schreef. Daarnaast schreef zij recensies, reisverslagen en columns voor zowat vijftien andere kranten en tijdschriften. Toen haar populariteit steeg, werden haar columns vanaf de jaren zestig regelmatig gebundeld; haar fans juichten dat ten zeerste toe, omdat het lezen van een bundel veel meer voldoening gaf dan eens per week een stukje in de krant. De continuïteit die haar werk vaak bevatte, werd beter zichtbaar, de minder geslaagde stukken werden doorgaans weggelaten en vooral ‘bij de zeer geslaagde [was] het niet zo jammer als ze uit [waren], want je [had] er een heel boek van’ (Abbing, 1974).
En nu is er het verzameld werk. Je hoeft het niet meer jammer te vinden dat je een bundel Tamar- of andere kolommen uit hebt, want je hebt er vier lijvige delen van elk zo'n 800 pagina's van. Nagenoeg alle in het verleden verschenen bundels en boeken (Rubinstein schreef ook reisverhalen en ‘romans’ zijn erin opgenomen, gevolgd door een selectie van niet eerder in boekvorm verschenen stukken, een keuze van ongeveer 500 pagina's uit meer dan 3000. Vier dikke boeken om door te ploegen òf om gezellig in te grasduinen. Rubinstein schreef over van alles en nog wat, geen onderwerp liet haar onberoerd en haar werk bevat dus voor de liefhebber een schat aan rake uitspraken en mooie citaten. Jammer wel dat je om die te vinden het hele verzameld werk moet doornemen, want een volledige index op de onderwerpen ontbreekt. Namen en enkele hoofdthema's zijn slechts summier geregistreerd, waardoor de boeken als naslagwerk, bijvoorbeeld voor leerkrachten, moeilijk hanteerbaar zijn.
Waar het echter uiteindelijk om gaat, is dat het verzameld werk een totaalbeeld moet geven van een veel omstreden maar graag gelezen schrijfster, die het begrip literatuur op haar manier verruimde. Rubinstein moest immers, net als collega en later geliefde Simon Carmiggelt, wachten tot 1977 voor het stukje in en vooral voor de krant bij ons als echte literatuur erkend werd. Dat jaar kreeg Carmiggelt de P.C. Hooftprijs, de hoogste literaire onderscheiding in Nederland, ‘en van die roem straalde iets af op het krantestukje als literair medium’ (Nuis, 1993, p. 827).
Wie er tijdens het lezen van het verzameld werk de in der tijd verschenen recensies van Rubinsteins bundels op naslaat, wordt aange