vende elektronische zee’ achter de omroepster schuilt de essentie van deze zender. ‘VTM situeert zich (...) zelf aan een imaginaire digitale badplaats.’ Wie naar VTM kijkt is met vakantie. VTM is, met andere woorden, niets anders dan een zoveelste schakel in de eeuwenoude filosofische traditie van het escapisme.
In ‘De strategie van de peepshow’ doet Holthof vanuit een andere hoek nog eens de Vilvoordse Medialaan aan. Hij stelt vast dat de cartesiaanse rationaliteit - die dan toch de Verlichting en meteen drie eeuwen van westerse cultuur heeft gestuurd - ‘sinds geruime tijd op haar eigen limieten (is) gestoten’. Je merkt het aan de kwantumfysica maar ook op een banaal dagelijks niveau: ‘De helft van de Belgische bevolking heeft geen flauw benul hoe ze met een bankkaart geld uit de muur moet halen.’ We zijn toe aan het opnieuw op elkaar afstemmen van de mens en zijn mogelijkheden. Dit proces van herworteling - de term zegt het al - komt neer op een op zichzelf terugvallen. Voorbeelden liggen voor het grijpen: nationalisme, occultisme, new age, xenofobie en... VTM. De Vlaamse Televisie Maatschappij geeft ‘een menselijk masker aan het gezichtsloze van de moderne wereld’. VTM creëert een roes van gezelligheid, duldt in haar spelletjes geen verliezers, modelleert de modale Vlaming tot een aanvaardbaar prototype van normaliteit, en bant de boze (en buitenlandse) werkelijkheid zoveel mogelijk uit haar actualiteitsprogramma's, die evenwel de schijn van objectiviteit hoog houden.
In ‘Angst voor Proteus’ aarzelt Holthof niet om de resultaten van zijn analyse van Vlaanderens prominente pretzender in verband te brengen met het historische cultuur-fascisme. Hij komt tot zijn diagnose van ‘verrechtsing op mediavlak’ via Walter Benjamin, die in de ‘propagandistische uitdrukkingswijzen’ van de jaren dertig de bestendiging zag ‘van de bestaande sociale verhoudingen door het verlammen van de handelende of reagerende mensen, die deze verhoudingen zouden kunnen veranderen’.
De rest van de bundel biedt variaties op dit thema: Eurodisney (‘de enige mogelijke vorm om een utopie te verwerkelijken’); het shoppingcenter van Wijnegem (‘de incarnatie van de burgerlijke zelfgenoegzaamheid’); het Vlaams-nationalisme (‘Het zou interessant zijn om de correlaties na te gaan tussen het wegmoffelen en neutraliseren van de Leeuw van Vlaanderen-mythe en de opkomst van het deftige, geïnstitutionaliseerde, zichzelf als natie bijzonder serieus nemende Vlaanderen à la Van den Brande.’)
Volgt nog een essay over het verband tussen de Schotse kilt en internet (‘Het is allebei overloos gebrei, waar vooral de fabrikanten beter van worden’), en een dagelijks verslag van de bomaanslag in Oklahoma (19 april 1995), waaruit we veel kunnen leren van de achterliggende motieven van religieus en nationalistisch extremisme.
Het valt te betreuren dat Marc Holthof zijn interessante vragen en gedurfde maar plausibele inzichten overlevert aan een vaak al te vrijblijvende, onsamenhangende, associatieve redeneertrant. Niet iedereen zal in deze betogen de ironie van de ernst weten te onderscheiden.
Deze slordigheid wordt op jammerlijke wijze weerspiegeld in de manier waarop het boek is uitgegeven. Broodnodige illustraties ontbreken. De afwezigheid van een verantwoording (Holthof publiceert zijn teksten altijd eerst in het tijdschrift Andere Sinema) en een bibliografie maken het boek weinig gebruiksvriendelijk. Ook het intellectualisme stoort. Te vaak wordt de kennis van de lezer overschat; sommige geleerde uitweidingen voegen te weinig toe aan het betoog.
Bovendien heeft de auteur geen inspanning gedaan om zijn teksten enige duurzaamheid te geven. Heel wat voorbeelden zullen snel gedateerd zijn. ‘53 jaar geleden’, schrijft Holthof op een gegeven ogenblik over de eerste proefuitzending van de BBC. Zo'n aanduiding is vanaf volgend jaar niet meer correct. Van een cultuurfilosoof die zich voortdurend wendt tot oude bronnen om zijn hedendaagse kritiek te ondersteunen, mag beter worden verwacht.
Jammer. Holthof beschikt anders wel over het vermogen om zich met een begrijpelijke taal tot een ruim publiek te richten (en doet dat tegenwoordig ook in krantencolumns). Hij neemt duidelijk stelling, soms op het provocerende af. Marc Holthof bewijst met deze bundel dat hij een prominente stem is in het noodzakelijke mediadebat.
Pascal Cornet
marc holthof, De digitale badplaats. Over media en cultuur, Van Halewijck, Leuven, 1995, 160 p.