Ton de Leeuw (1926-1996).
Hong Kong en van New Dehli naar Boekarest. Hij leidde, voor UNESCO, de Internationale Composers' Workshop die, alternerend, in Bulgarije en Nederland wordt gehouden, met steun van de Stichting Gaudeamus. Meer dan twintig jaar was Ton de Leeuw wetenschappelijk hoofdmedewerker voor muziek van de twintigste eeuw aan de Universiteit van
Amsterdam en ook was hij enige jaren directeur van het Amsterdams conservatorium. Zijn boek,
Muziek van de twintigste eeuw, geldt als een standaardwerk voor het muziekvakonderwijs en kreeg vertalingen in Zweden en Duitsland. Over hemzelf verschenen ook verscheidene uitgaven.
Prof. dr. Rokus de Groot, bijzonder hoogleraar muziek verbonden aan de Rijksuniversiteit Utrecht en als universitair docent 20ste-eeuwse muziek aan de Universiteit van Amsterdam, schreef begin van dit jaar in het blad Klank en Weerklank (het Brabants Orkest) over De Leeuw: ‘Stil zijn en luisteren komen bij Ton de Leeuw in de plaats van het allereerst muzikaal expressief zijn, in de zin van het erop gericht zijn om de eigen innerlijke conflicten tot uiting te brengen. Hier ligt een duidelijke verwantschap met John Cage, hoezeer De Leeuw ook kritiek heeft uitgeoefend op Cage als componist. Het luisteren is ook kenmerkend voor De Leeuw als compositiedocent. Hij is niet iemand die een school heeft gevestigd met een duidelijke eigen signatuur. Bij hem vindt men geen leerlingen zoals Willem Pijper die had, die dezelfde technieken en stijlgewoonten voerden als hun leermeester, en zelfs met dezelfde paarse inkt schreven. Ton de Leeuw gebruikt zijn opmerkingsgave eerder als een sonde om de eigen mogelijkheden van zijn studenten te peilen. De compositielessen dienen er toe om de leerling zich hiervan bewust te maken’.
De Leeuw gaf graag les. Met zeker trots zei hij in het televisieportret dat hij in 1960 daarmee begon en zestig leerlingen had; dertig in eigen land, de anderen daar buiten. Een Parijse leerling, in beeld, repte van het bijzondere van De Leeuw: ‘de muziek kwam op de tweede plaats, de mens prevaleerde. Hij trachtte een brug te slaan tussen westerse en niet-westerse muziek. De hedendaagse muziek heeft iets dors; bij Ton de Leeuw ontdekte je spiritualiteiten die hij weer bij de Balinezen en Indianen vond. Mensen als hij zijn even bescheiden als zeldzaam’.
Ton de Leeuw, ten slotte, zelf: ‘Het alleen maar op jezelf toegespitst zijn, vind je niet in de Aziatische kunst. Zij stemmen hun instrumenten en zichzelf. Dat is een enorm bevrijdende instelling. Mijn affiniteit ligt niet bij de kunst die de mensen wil pakken, maar bij het bouwen van een evenwicht-situatie. Ik wil geen spanning. In Azië vond ik de kunstuitingen die bij mij pasten’.
Jan Rubinstein
(Met dank aan Donemus.)