ment koesterde en bovendien, in zijn besef van het surrealisme, vanuit dezelfde traditie werkte. Inmiddels heeft Schoutens oeuvre zich gevormd waardoor het zicht scherper is geworden en nog belangrijker: de tijdgeest is veranderd. Ook postmoderne dichters als K. Michel en Arjen Duinker - die overigens ongeveer even oud als Schouten zijn, maar op latere leeftijd debuteerden - kijken met een zekere verbazing, quasi-naïef, naar het bestaan, de werkelijkheid van alledag, en zoeken niet zoals de generatie voor hen, hun heil in kleine, verstilde, troostende plaatjes.
Als rechtgeaard postmodernist laat Schouten zich door van alles en nog wat beïnvloeden, alle bronnen zijn immers even waardevol, en zijn poëzie vol samengestelde ideeënrijkdom draagt daar de tekenen van, zoals blijkt uit de menging van wereldbeschouwing en de wisseling van taalregister. Zijn eigen voorkeur heeft hij ooit omschreven als ‘zeer persoonlijke, weinig verheven poëzie (...) die toch op één of andere manier over eeuwige dingen gaat.’ Hoewel de manier waarop hij naar de wereld kijkt in essentie dezelfde is gebleven, is Schoutens poëzie in de loop der jaren steeds existentiëler geworden. Bij oppervlakkige beschouwing lijken zijn gedichten persoonlijker, in die zin dat het meer over hemzelf gaat, maar dat zat er vroeger ook al in. ‘Zonnewende’ in Gedichten I verhaalt onder andere hoe de jonge Schouten met zijn zusje in bad zit en die bundel kent ook betekenisvolle versregels als: ‘(De wens om moeder te verkrachten is vaak de vader der gedachten.)’ Schoutens complexe poëzie is inderdaad persoonlijk, maar tegelijkertijd is hij vrijwel constant bezig dat te verbergen en te verhullen, uit onrust, ongemak of nurksheid. Soms toont hij echter een volle glimp. In ‘Leerkundige honingpotparade’ (Bij bewustzijn) verzucht de vader: ‘en hoop ik dat je niet zo'n geblondeerde / del wordt waar ik op de markt op val’.
In vergelijking met de vorige zes bundels valt het op dat
Bij bewustzijn ernstiger wil zijn: de ironie is teruggedrongen en de toon is somberder. Nog steeds gebruikt Schouten graag een weerbarstige vocativus om af te leiden van zijn bedoeling en mogelijk ook uit behoefte om superieur aan de zijlijn te staan lachen. ‘O, dan van onverwarmd marmer te zijn!’ Uiteindelijk is zijn erudiete poëzie literair spel, met als enige werkelijkheid de literatuur. Toch is
Rob Schouten (º1954).
een Schouten-gedicht niet autonoom, omdat het iets probeert op te roepen van een realiteit, zoals dat in ‘Wyoming’ de kosmische verlatenheid in het landschap is. Maar, en daar schuilt voor mij het fascinerende in, het zijn allemaal hersenspinsels, gedachteflarden, onaffe filosofieën, gewik over de schijnoplossing van het solipsisme, gedichten zonder handeling. Het is veel wakker liggen en denken aan het heelal en af en toe uit narrigheid iets ironisch zeggen. Hoogstens stijgt de geur van Oblomoviaans beddegoed op. De worsteling met de materie, het eigen leven en de zin van het bestaan resulteert vaak in de vraag: wat doe ik? Waarna op metaniveau geschouwd kan worden, alsof het eigen ik een film is of documentaire. De grootste afdeling in
Bij bewustzijn heet: ‘Vigiliën en andere waakzaamheden’. Allerlei inzichten en uitzichten kunnen de hoofdpersoon immers overrompelen, zoals geschetst wordt in ‘Documentaire’:
Mijn hoofd doet me sterk denken
aan buitenwijken met het vuil
dat nog moet worden opgehaald
en soms een bus richting bejaardenoord.
Daar stapt dan een verkrachter in
van jonge meisjes en zit voor
een trut, de kookwas net gedaan
maar wat staan haar borsten prachtig!
En even verder ziet een nuttig leerkracht
driewielertjes en versgeschoren heggen.
Al in de zwijgende documentaire
belangstellend door mij bekeken.