Herman Heijermans (1864-1924).
heid van een leven verteld wordt van het grootste belang. Beschrijven we die werkelijkheid vanuit de gebiografeerde, of vanuit personen uit zijn omgeving? Hoe vaak mengt zich de biograaf-verteller met zijn commentaar in het verhaal? Ik denk dat voor de meest ideale beeldvorming over een leven een combinatie van perspectieven de meest optimale is; de biografie wordt op die manier een polyfonie en de werkelijkheid van het leven meer gelaagd.
Het verrassende nu bij deze biografie is dat de biograaf de werkelijkheid vooral vanuit de gebiografeerde ziet. De voordelen van zo'n personale vertelwijze zijn dat de lezer meer betrokken raakt bij het wel en wee van Heijermans dan wanneer de keurende biograafverteller permanent aan het woord zou zijn geweest.
Zo brengt Goedkoop ons heel dichtbij de dramatische avond in 1890, toen het Heijermans duidelijk werd dat hij als zakenman in oude metalen en lompen failliet was en met een grote schuld was opgezadeld. Zijn hele leven zou verder getekend worden door deze financiële ramp.
Heel dichtbij brengt Goedkoop de lezer ook bij de avond, waarop Heijermans Marie Peers ontmoet, een mooie soubrette bij het variété, zijn latere vrouw. Zo begint de beschrijving van die avond als volgt: ‘Een lauwe avond, laat in de zomer van 1895. Aan de kassa van Frascati, Prot, een zaal in Franse stijl aan de Plantage Middenlaan, stond Leo de Leeuwe om een uur of acht, naar zijn herinnering, te keuvelen met de bureaulist.’ De biograaf heeft maar een beperkt aantal feiten over die avond ter beschikking. Heijermans heeft die ontmoeting echter kort daarna in fictie omgezet. Goedkoop gebruikt die fictie om het verhaal van die avond te voltooien en weet aannemelijk te maken dat Heijermans hier en daar in zijn fictie de werkelijkheid naar zijn hand heeft gezet.
Rond 1900 is Heijermans alom bekend als socialistisch toneelschrijver. Als socialist kreeg hij vooral bekendheid doordat hij redacteur was van het tijdschrift De Jonge Gids. Daarin probeerde hij een ander geluid te laten horen dan dat van de ‘burgerlijke’, socialistische intellectuelen Gorter en Henriëtte Roland Holst. Heijermans wilde ook een stem zijn voor de proletariërs.
Goedkoop geeft een levendig verslag van Heijermans carrière als socialistisch toneelschrijver. Hij had wat mij betreft wat meer de maatschappelijke, literaire en culturele context kunnen aangeven, waarbinnen die carrière zich voltrok. Verder had ik graag een uitvoeriger analyse willen hebben van de toneelschrijfkunst van Heijermans.
Heijermans leven verliep zeer chaotisch. Zijn grote schulden dwongen hem permanent te improviseren. Hoe kon hij, met die financiële beperkingen, als socialist, toneelleider en kunstenaar integer blijven? Hij, die zo graag zijn stem wilde laten horen voor de arbeider, was zich ervan bewust dat hij zich meer en meer in de richting van de burgerij bewoog.
Wat dreef Heijermans precies? Het is moeilijk een kern te ontwarren in zijn chaotische leven. Goedkoop onthoudt zich van een definitief oordeel over Heijermans' persoonlijkheid. Niet voor niets geeft hij aan zijn biografie de vrij vage titel Geluk mee.
Intrigerend is het om te lezen hoe de jood Heijermans ten opzichte van het jodendom stond. Een hoofdstuk in de biografie heeft de provocerende titel ‘Een gezonde antisemiet’. In het drama Ghetto en de novelle Sabbath spuit Heijermans heftige kritiek op het jodendom. Die kritiek is onlosmakelijk met het socialisme verbonden. De socialist Heijermans ziet in de jood de kapitalist of de armzalige, onderworpen proletariër van de Jodenhoek, een gevangene van de traditie, een door geslachtsdrift ontaarde mens. Maar de jood zal hier bovenuit kunnen stijgen, predikte Heijermans, indien hij in de lijn van de evolutie van de mens voor het socialisme kiest.