Muziek
Kroniek van het Nederlandse operaleven
Het eerste Nederlandse muziek-dramatische werk dat op initiatief en in opdracht van de Wagnervereeniging in 1932 werd gecomponeerd was Halewijn van Willem Pijper (eerste opvoering 13 juni 1933 onder leiding van niemand minder dan Pierre Monteux). Halewijn ging daarna nog vier keer: '35, '52, '53 en '95. Dat is voor een opera van een Nederlander van na 1900 nog niet eens zo gek, want van geen der latere operacomponisten als Peter Schat, Theo Loevendie, Louis Andriessen of Jan van Vlijmen kan worden gezegd dat hun opera's meer dan eenmaal (ik spreek van een productie) werden opgevoerd, met slechts één uitzondering: Houdini van Schat beleefde z'n première in 1977 en werd in 1981 nog één keer door de Nederlandse Operastichting in productie genomen.
Dat steekt allemaal schril af tegen de ontelbare reprises van het gevestigde repertoire. Uit de onlangs verschenen Annalen van de Operagezelschappen in Nederland 1886-1995 blijkt dat in die tijd La Traviata de meeste opvoeringen kreeg (de opera werd 135 maal geproduceerd) in die honderd en negen jaar, op de voet gevolgd door Tosca, Cavalleria Rusticana, Rigoletto, La Bohème, Aida, Carmen, Faust (van Gounod), Madame Butterfly, I Pagliacci, de Da Ponte opera's van Mozart èn Die Zauberflöte, Fidelio, de Barbier van Sevilla en Lohengrin. Ik denk dat dit lijstje niet veel zal afwijken van het standaard-repertoire van andere Europese operahuizen. Annalen van de Operagezelschappen in Nederland is een nuttig naslagwerk. Het lijkt bijna door de computer te zijn samengesteld. Een summier voorwoord van veertig regels en daarna over 1275 bladzijden àlle gegevens over welgeteld 5057 operaproducties: tussen nr. 1, Faust van Gounod, première op 16 oktober 1886 in de Amsterdamse Parkschouwburg (inmiddels afgebrand) en nr. 5057: Verdi's Un ballo in Maschera, een gastvoorstelling door de Staatsopera van Krakow in het Cultureel Centrum De Vest in Alkmaar, ligt de operaweelde van Nederland. Met het opnemen van deze ‘Ballo’ zal het de lezer duidelijk zijn dat ook opera- en operetteproducties door buitenlandse gezelschappen deel maken van deze Annalen die immers een Kroniek vormen van het Nederlandse operaleven tussen 1886 en 1995.
Het jaar 1886 is blijkbaar gekozen omdat in het seizoen 1886/'87 het Hollandsche Opera-Gezelschap zijn eerste première uitbracht. Maar voor die tijd was er uiteraard ook al opera in Nederland. Zo vormde de Fransche Opera rond 1830 het middelpunt van de Haagse muziekpraktijk, was de Hoogduitse Opera rond 1815 al zeer actief in Amsterdam en bracht de opera Saffo van Johannes van Bree het in 1834 tot zeventien voorstellingen. Trouwens, eerder vermelde Wagnervereeniging was sinds haar oprichting in 1884 ook al (in Felix Meritis) zeer op het brengen van de muziek-dramatische werken van Richard Wagner èn van anderen toegespitst, zij het dat het doorgaans tot alleen maar concertante uitvoeringen kwam. Dat laatste brengt ons meteen tot een punt van kritiek in verschillende Nederlandse bladen: waarom wordt in de Annalen geen melding gemaakt van de eclatante semiscenische uitvoeringen van verschillende opera's van Mozart, zoals die in een reeks van Holland Festivals te horen (en te zien!) was in het Amsterdamse Concertgebouw onder de prachtige leiding van John Eliot Gardiner? Het antwoord is kort: omdat het voorwoord vermeldt dat alleen pure operaproducties (dus geen concertante of semi-scenische creaties) zijn opgenomen. Dit wordt jammer genoeg niet nader toegelicht, maar kennelijk vonden de samenstellers concertant niet echt opera.
Het dikke boek heeft een mooie fluweel-purperen omslag en biedt naast die opsomming van duizenden producties diverse registers van titels, componisten, librettisten, gezelschappen, directies en kunstenaars) alsmede vele fotoportretten. Het is schokkend te ervaren dat tot in het diepst van de Tweede Wereldoorlog nog vrolijk opera in Nederland werd gebracht: Die Zauberflöte onder het toeziend oog van de bezetter in Den Haag (december 1944) en Tosca in januari 1945 in Amsterdam. Ook dat leest men in deze Annalen.
Jan Rubinstein
Annalen van de Opera Gezelschappen in Nederland 1886-1995, een uitgave van het Nederlands Theater Instituut, in samenwerking met de Nederlandse Opera, Amsterdam, 1996, 1280 p.