Gregie de Maeyer (º1951)
ben van die van Gregie de Maeyer. Overigens wil de vader in de boeken al eens tekenaar zijn en het laat zich licht raden dat ook de gebeurtenissen gebaseerd zijn op ‘waargebeurde feiten’, aangedikt in woord en beeld door de vaak wilde fantasie van de auteur.
Tussendoor waagt De Maeyer zich ook nog aan twee tienerboeken die met hun staccatozinnen en hun wat archaïsch-landelijke sfeer aan leermeester Van Daele doen denken. Verliefd op een oude Amerikaanse ('88) is rijper dan De bendes van halfzeven donker ('86), maar het verhaal komt wat traag op gang, verschuift aan het slot naar een ‘whodonit’ om uiteindelijk toch nog ontroerend te eindigen.
Het korte werk en de doelgroep kleuters en jonge kinderen liggen De Maeyer blijkbaar beter. Tijdens schoollezingen en activiteiten van de Jeugdboekenweek, waarvan hij een van de grote animatoren is, ontpopt de auteur zich overigens ook tot een origineel performer. Als weinig anderen is hij in staat om, samen met jonge kinderen, vrolijke ateliers te leiden of dolle workshops te organiseren.
Eind jaren tachtig - begin jaren negentig werkt hij met Henri van Daele nog drie reeksen van 13 tienminutenverhalen uit voor de BRTN-televisie: Saartje & Sander, gevolgd door de gelijknamige boekenserie. Inhoudelijk en stilistisch ligt de reeks in de lijn van hun vroegere boekenwerk: rustige, landelijke, Vlaamse verhalen die drijven op herkenning, sfeer en humor, door De Maeyer uitgewerkt in soms nadrukkelijke kleuren en visuele uitvergrotingen die nog schatplichtig zijn aan zijn verre wortels van cartoontekenaar.
Inmiddels is Gregie de Maeyer een gevestigde waarde geworden in de jeugdliteratuur bezuiden Roosendaal. Van cartoonist via tekenaar tot auteur, en daarnaast nog gewaardeerd vormgever van boeken: het bedje lijkt gespreid. Zijn vrolijke tekenstijl zal zijn tijd nog wel duren, epigonen zijn niet meteen in zicht en ook als auteur kan hij rustig verderleven binnen de veilige hagen van het Vlaamse landschap. De trein naar het succes rijdt verder, maar De Maeyer weet dat het een doodlopend spoor is. En hij maakt werk van zijn mid-lifecrisis; creatief werk, om precies te zijn. Fietsen (1993) is een klap in het gelaat van zijn trouwe publiek. De joviale, karikaturale stijl is zonder bankgarantie ingeruild voor forse uithalen in Oost-Indische inkt. De zwarte lijnen zijn dik, in één streek getekend en soms op een of andere manier boos - de boosheid van iemand die zich zijn hele leven al in zijn tekeningen vermomd had als olijke Vlaamse grapjas en nu dieper wil graven, de zwarte pijn bovenhaalt die onder elke ware witte clownsmime verborgen ligt. Enkel de cover krijgt nog kleur, maar ook hier glanzen de tinten dieper, zijn de lijnen niet meer speels maar essentieel, en heeft de compositie aan gaafheid gewonnen. Het kindergelaat op die omslag doet onweerstaanbaar denken aan De Schreeuw van Munch. Is De Maeyer dan somber geworden, pessimistisch? Neen, wel feller en efficiënter: feller omdat hij eindelijk een wezenlijke thematiek durft aan te boren, voorbij de fait divers als daar zijn: een luizenplaag op school of knoeien met papa's computer; efficiënter vanwege de soberheid in beeld en de doeltreffendheid in taal. De grondtoon van zijn werk blijft hij gelukkig behouden: de herkenbare wereld van jonge kinderen. Maar dit keer krijgt die thematiek, met name het leren fietsen, een metafysische betekenis, waarbij die evenwichtsoefening die we allen op jonge leeftijd meemaken symbool staat voor het leven zelf. Dat het lastig is. Dat het een kwestie is van vallen en opstaan. En vallen. En vallen. En uiteindelijk: doorfietsen - wat ook het slotwoord is van het boek.
Hoe rijk die stof wel is, bleek ook uit de gelijknamige theaterbewerking door ‘Het ge-