Zuid-Afrikaans Kruispunt
Onder de literaire tijdschriften die het Nederlandse taalgebied rijk is, mag Kruispunt wel worden beschouwd als de Grote Onbekende. Groot, vanwege de oplage waarmee bijvoorbeeld die van De Gids wordt overtroffen, vanwege het feit dat het blad toch alweer aan zijn zevenendertigste jaargang bezig is, en ook vanwege de weidse horizon die het blad in de literaire wereld handhaaft. Onbekend is het tijdschrift daarentegen ook, alsof het slechts in de samizdat bestaat.
Het grootste euvel is misschien wel dat Kruispunt zich niet in een hokje laat duwen. Zoals de titel al suggereert staat het blad in alle richtingen open, waarmee niet is gezegd dat de redactie en medewerkers geen mening hebben. De nummers met als titel Op het kruispunt vormen wellicht de omvangrijkste recensierubriek in het Nederlandse taalgebied.
Regelmatig verschijnen er ook themanummers, veelal gewijd aan de literatuur in een bepaalde taal of een cultuurgebied. Afstand noch omvang spelen daarbij een rol, en de variatie loopt van India tot Zeeland, van Griekenland tot Bretagne, en van Duitstalig België tot Zuid-Afrika. Zuid-Afrika, en dan met name de literatuur in het Afrikaans is ook het onderwerp van Kruispunt 157, een themanummer dat werd samengesteld onder redactie van Luc Renders. Renders is als letterkundige verbonden aan het Limburgs Universitair Centrum, en publiceerde al eerder over de Afrikaanse literatuur. En Kruispunt bracht al eens eerder een themanummer met hedendaagse Afrikaanse poëzie: Skryf asseblief terug, samengesteld door Jan Deloof (Kruispunt 95, 1985).
Het huidige themanummer, Een wankele wereld, poogt een bijdrage te leveren aan de heroriëntatie die op dit moment in Zuid-Afrika plaatsvindt. Het accent is daarbij gelegd op de invloed die van het apartheidsdenken op de Afrikaanse literatuur is uitgegaan (p. 3). Het resultaat is een nogal diverse bundel waarin toch vooral nog eens wordt teruggekeken op de voorbije periode. Opmerkelijk daarbij is, dat de artikelen overwegend zijn geschreven door Zuid-Afrikaanse literatuurwetenschappers, in het Afrikaans. Dat vereist van de lezer een dubbele inspanning. In de eerste plaats zijn we niet meer gewend met deze taal geconfronteerd te worden. En in de tweede plaats kennen we de literatuur niet, en zeker niet in de mate waarin de auteurs haar kennen.
In de bundel laten zich een paar thema's herkennen. Zo zijn er twee artikelen over drama, drie over het werk van de dichteres Antjie Krog, en wordt uiteraard de generatie die opgroeide met apartheid (‘de kinderen van Verwoerd’) vanuit verschillende hoeken onder de loep genomen. Wie de beschouwing van Dan Roodt in Ons Erfdeel, nr. 1, 1995 las,