Johan van Cauwenberge (º1949).
formaties. Het masker wordt op diverse ondergronden geplaatst en zelfs vervormd tot een soort van veelkantige spiegel, een beeld in een urinoir, een gezicht dat beschilderd is met lucht en wolken of met een slangenhuidmotief, of bekleed met transistoren en elektrische draden... Enerzijds wordt op die manier de transhistorische aanwezigheid van Dante beklemtoond, zijn blijvende actualiteit in de westerse cultuur. Anderzijds wordt tegelijk een eigenzinnig overzicht van de kunstgeschiedenis gerealiseerd; de opgesomde voorbeelden refereren bijvoorbeeld achtereenvolgens aan Fluxus en de postmoderne discotheek, aan Marcel Duchamp, aan René Magritte, aan Christian Dotremont en aan de technologie en de film
Robocop.
Ook de titels van de diverse eenheden attenderen ten dele op die metamorfosen. Er is onder meer sprake van ‘Dante Glorificatus’ (uiteraard met de lauwerkrans). ‘Poste restante’ (ingepakt à la Christo) en ‘Dante doré’ (verguld én met elementen die zijn ontleend aan de gravures van Gustave Doré). Andere titels verwijzen dan weer naar de diverse afdelingen van de Divina Commedia en naar de poëticale visie van de auteur.
De eerste eenheid heet bijvoorbeeld ‘Palimpsest’ en preludeert duidelijk op het geheel. Het begrip ‘palimpsest’, dat aangeduid wordt om over elkaar geschreven tekstlagen aan te duiden, wordt illustratief in beeld gebracht door het masker te overschrijven met zowel handschrift als gedrukte tekst. Tegelijk is de buste van Dante herkenbaar op de achtergrond aangebracht, maar dan weer vermenigvuldigd tot een reeks van vrijwel identieke voorstellingen. De grafische voorstelling thematiseert zo de dynamiek van uniciteit en herhaalbaarheid, van beeld en woord op een intrigerende wijze. Aansluitend daarbij verwoordt het openingsvers, ‘Intrada’, het thema van de tijd, de spanning van verleden en heden, doordat het dichterlijk ik de beroemde aanhef van de Divina Commedia herhaalt. Is daardoor Dante als personage zelf aan het woord, of een hedendaagse gestalte van zijn identiteit? Gaat het om een bewonderende navolging, of veeleer om een kritisch-ontmaskerende parodie?
In het midden van de weg die mij is toegemeten,
omringd door wie ik liefheb,
de boeken die ik lees of nimmer door zal nemen,
bijt de tijd zich vaster in mijn weten
De daaropvolgende eenheid heeft het over Dante als reisgenoot. De hedendaagse dichter ziet zich geroepen om op zijn beurt een reis door Italië te ondernemen. Dante fungeert daarbij als een aanknopingspunt én als een soort van baken om zichzelf aan te toetsen, analoog aan de rol die Vergilius in Dantes hoofdwerk vervult. Typerend voor die visie is trouwens dat het dodenmasker voor die gelegenheid wordt bekleed met een landkaart van Italië waaruit, op de plaats van de mond, een close-up op Firenze is gedistilleerd.
Diezelfde thematiek van identificatie en vervreemding komt voortdurend terug in de rest van het boek. Analoog aan de visuele transformaties van het masker onderneemt ook de dichter Johan van Cauwenberge een aantal pogingen om de ‘eigenlijke’ gestalte van Dantes project, en via dat stadium ook zijn eigen dichterlijke identiteit, nader te preciseren. Die zoektocht verloopt aarzelend, maar eindigt niettemin in een lofzang op de geliefde. In haar versmelten blijkbaar poëticale en existentiële zingeving en worden de oneffenheden van de tijd tot op zekere hoogte gladgestreken: ‘Er is een nu, / er is een nooit, / en een leegte van eeuwen. / (...) / er is een nu, / er is een nooit, / en jij daartussen in.’ (p. 88). Het