De kwaliteit van Renkema's boek is ongetwijfeld niet alleen dat het erg veel problemen behandelt, maar vooral dat het aan de hand van voorbeelden toch voortdurend nuanceert en relativeert. Een dergelijke houding is niet vanzelfsprekend en heeft iets van een evenwichtsoefening op het slappe koord: de lezer wil namelijk vooral horen hoe het moet en drijft de taaladviseur zo in de positie van een schoolmeester; de taaladviseur is ook een academicus en is zich bewust van gaten in het onderzoek, van de ingewikkeldheid van vele kwesties, en schroomt dus te stellige uitspraken.
Het treffendst is dat bij de behandeling van spellingkwesties die onlangs zijn herzien. Renkema, die de leidraad voor de herziene Woordenlijst schreef, vermeldt uiteraard de nieuwe beregeling van de tussenklanken, maar voegt er schoorvoetend aan toe dat de (‘soms bizarre’) regels in een enkel geval nog een probleem vormen. Een drietal gevallen, alweer voorzien van verschillende voorbeelden, volgen.
Renkema is vooral in zijn behandeling van spellingkwesties een goede gids, omdat hij op tal van kwesties ingaat waarvoor je elders niet makkelijk een antwoord vindt. Bovendien durft hij ook knopen door te hakken en dat is in een normboek een kwaliteit zolang de beweegredenen die tot een bepaalde keuze hebben geleid, worden beargumenteerd. Dat laatste doet Renkema consequent. Uit het voorwoord blijkt dat hij bij zijn afwegingen gebruik heeft kunnen maken van reacties en suggesties van lezers en collega's. Ook die openheid vind je terug in de rijkdom van de adviezen.
Het boek behandelt niet alleen spelling (-en leesteken)kwesties, maar besteedt ook aandacht aan tekstvragen, leesgemak en taalkwesties.
De jongste editie gaat uitvoeriger in op de onderdelen van een publicatie, geeft adviezen over het maken van tabellen en voor het opstellen van een literatuurlijst. Daarbij volgt Renkema de bestaande literatuur en het gevestigde gebruik. Voor de briefconventies zou een verwijzing naar de officiële normalisatie-instituten (NNI en BIN) niet misstaan. Nu hangen Renkema's suggesties over aanhef en lay-out toch enigszins in de lucht en draagt hij bij tot de verwarring die op het stuk van de briefconventies al bestaat.
Het leesgemak wordt, in navolging van Schulz von Thun, onderverdeeld in vier rubrieken: eenvoud, nauwkeurigheid, bondigheid en levendigheid. Onder elke rubriek komen dan verschillende problemen aan bod: de tekst kan ervaren worden als te moeilijk, te vaag, te wijdlopig en te saai. Zo worden problemen met lange zinnen, tangconstructies, lange aanlopen, afkortingen, ontkenningen, verwijswoorden enz. behandeld onder de rubriek eenvoud. Enigszins arbitrair is een dergelijke indeling wel. Zo wordt de zogenaamde naamwoordstijl behandeld onder de vierde rubriek, terwijl die stijl ongetwijfeld ook gevolgen heeft voor de eenvoud. Een dergelijke willekeur is allicht niet helemaal ter vermijden, zolang het stijlonderzoek niet meer informatie over stijlsoorten heeft opgeleverd. Toch gaat daardoor de veelkantigheid van het fenomeen ‘naamwoordstijl’ enigszins verloren.
Uitgebreid gaat Renkema in op talrijke taalkwesties. De problemen op woord- en zinsniveau zijn zo talrijk dat hij enige moeite heeft om zijn materiaal te ordenen en overzichtelijk te houden. Uiteindelijk is dat niet zo erg, omdat de lezer voor dit onderdeel toch vanuit een specifieke vraag naar het register zal grijpen, zodat hij moeiteloos de taalkwestie vindt die hij zoekt. Het register is in de jongste editie overigens flink uitgebreid; terecht, want een schrijver neemt voor de oplossing van een taalkwestie niet de tijd om het boek even door te lezen.
Hoe zorgvuldig een taaladviseur ook tewerkgaat, het blijft de vraag of een lezer met dit boek een oplossing heeft gevonden voor zijn taalprobleem. Renkema is zich daarvan bewust en gaat daarom ook in op situaties waarin de schrijver geen antwoord vindt en op de vraag naar de waarde van taaladviezen.
Een verklarende lijst met vaktermen maakt het adviesboek nog bruikbaarder voor niettaalkundig geschoolden; lezers die zich willen verdiepen in de bestaande literatuur zullen zeker iets van hun gading vinden in de uitvoerige bibliografie. In vergelijking met de vorige editie is de lay-out van het boek ook sterk verbeterd.
Kortom, dit is een boek dat op geen enkele schrijversplank mag ontbreken.
Paul Gillaerts
jan renkema,Schrijfwijzer, Sdu, Den Haag/Standaard Uitgeverij, Antwerpen, 1995, 246 p. |
Liesbeth Koenen & Rik Smits, Basishandleiding Nederlands, Bijleveld, Utrecht, 1995, 124 p. |