zichzelf een prestatie - en ook wel enkele pogingen doet te ontkomen aan een door de nationale politiek bepaald stramien, ontstaat geen nieuw beeld. Zijn voorstel tot herwaardering van de ‘Belgische’ achttiende eeuw komt daar misschien nog het dichtst in de buurt. De korte paragrafen over algemene Europese ontwikkelingen die het verhaal een breed kader willen geven, voegen niet veel toe en de vergelijking die Bauer bijvoorbeeld maakt tussen de politiek-religieuze conflicten in Noord en Zuid - jansenisten versus ultramontanen naast rekkelijken versus preciezen - zijn te globaal en te weinig uitgewerkt om de vruchtbaarheid ervan te kunnen beoordelen. Ook de paragrafen over de kunsten bevatten soms nogal algemene beschouwingen waarin de kunstenaar verschijnt als de geniale schouwer van zijn eeuw, die spanningen en conflicten voorvoelt waarvan de tijdgenoot nog geen weet heeft.
Bauer geeft geen nieuwe interpretatie van de geschiedenis der Lage Landen, maar zijn geschiedopvatting klinkt wel door. De twintigste eeuw wordt gekenmerkt door ‘geestelijke normloosheid’ en een ‘totaal versplinterd wereldbeeld’; een kunst die holt ‘van leegte naar leegte’ illustreert de ‘fundamentele ontworteling’. Hier is geen optimist aan het woord, maar iemand die in navolging van George Steiner een hoge verklarende waarde toekent aan de in de romantiek gevormde ‘ennui’, de verveling die naar meeslepende ‘barbarie’ doet verlangen: ‘Evenmin is het te vergezocht om de 20ste-eeuwse wereldoorlogen als een kind te zien van dit in de grond morbide, romantische verlangen’. Met dergelijke uitspraken lijkt Bauer zich te scharen in het gezelschap twintigste-eeuwse cultuurcritici waartoe bijvoorbeeld de door hem geciteerde Groningse hoogleraar sociologie P.J. Bouman behoorde. In de jaren vijftig bereikten boeken als diens Revolutie der eenzamen een groot publiek. Dit genre cultuurkritiek verloor na de jaren vijftig snel aan populariteit.
Bauers boek is over het algemeen betrekkelijk nuchter van toon. De categorie waarin het boek thuishoort is niet gemakkelijk te vinden. Het is geen wetenschappelijke synthese (zoals Kossmann), het is niet primair voor het onderwijs geschreven (zoals het werk van Blom en Lamberts), het is, als geheel, ook geen populariserende cultuurkritiek of beeldende evocatie van het verleden. Misschien moeten we ons hierover het hoofd niet breken, maar afwachten welk publiek zich voor het boek laat winnen.
Henk te Velde
raoul bauer, De Lage Landen. Een geschiedenis in de spiegel van Europa, Lannoo, Tielt, 294 p.