Film
Vijfentwintig jaar Internationaal Filmfestival Rotterdam
De vijfentwintigste editie van het Internationaal Film Festival Rotterdam laveerde met elan tussen verleden en toekomst. Het jubileum werd gevierd met een reprise van het allereerste festivalprogramma uit 1972 en een biografie van de befaamde, in 1988 overleden stichter en eerste directeur Huub Bals. Tegelijkertijd werd afscheid genomen van Emile Fallaux, die de laatste vijf jaar het festival leidde en tot grote hoogte opstootte. In zijn opvolging is nog niet voorzien, hetgeen tot druk gespeculeer leidde.
De reconstructie van het eerste festival, dat met de openingsfilm The Postman van de Iraanse regisseur Darius Mehrjui welgeteld zeventien bezoekers trok, demonstreerde de enorme groei. Het programma uit 1972, groot 41 films van indertijd nog onbekend jong talent, paste met gemak als bijprogramma in het huidige festival. Het totaal van die met moeite teruggevonden eerste films, waaronder werk van Wim Wenders, Peter Bogdanovich, Rainer Werner Fassbinder, Philippe Garrel en Paul Morrissey, werkte bovendien als een tijdcapsule waaruit de aspecten van het filmleven uit de vroege jaren zeventig tevoorschijn kwamen: het activisme en politiek engagement, de eigenzinnige ‘auteurs’, de ontdekking van onbekende cinema uit verre werelddelen.
Het zijn deze elementen die Huub Bals destijds bewogen tot het initiëren van een internationaal film festival dat zijn raison d'être moest ontlenen aan eigenzinnige, onafhankelijke films die uitstaken boven de mainstream-productie. ‘Een soort cinema’, in de woorden van cinefiel Bals, ‘waar de bioscoop nog niet aan toe is’. Als wegbereider voor deze films leidde hij zeventien jaar lang zijn gestaag groeiend festival. Daarnaast richtte hij als aankoper en distributeur in Nederland een fijnmazig net van filmhuizen op waar zijn festivalfilms voor een breed publiek vertoond konden worden.
Zoals Bals vooruit keek en zich richtte op de avant-garde van de cinematografie, zo gaf ook zijn opvolger Emile Fallaux bij zijn afscheid van het inmiddels wereldwijd gerespecteerde festival blijk van een vooruitziende blik. Onder de titel Exploding Cinema bood hij een programma-onderdeel waar de bioscoop niet alleen nog niet aan toe is, maar waarbij ze totaal overbodig is. Het Rotterdamse uitgaanscentrum Nighttown was omgetoverd in een digitale speelplaats waar bezoekers naar hartelust konden experimenteren met computer- en arcade games, met Internet en virtual reality en andere interactieve media. De allernieuwste CD-roms en games werden gepresenteerd, alsmede een aantal films waarin de nieuwe digitale ontwikkelingen centraal staan.
Maar ook het heden met zijn vertrouwde bioscoopgenoegens kwam aan bod. Opnieuw waren er in de Nederlandse havenstad in tien dagen meer vernieuwende films uit de hele wereld te zien, dan in één jaar in de rest van Europa. In Rotterdam gaven wederom de persoonlijke, vaak kleinschalige fims van zoekende, experimenterende filmmakers de toon aan en niet het box office-geweld van de Hollywood-productie die wereldwijd de filmtheaters in zijn greep houdt. Ofschoon er ook ruimte was gemaakt voor gevestigde Amerikanen als Sydney Pollack, die zijn remake Sabrina kwam presenteren, of Martin Scorsese wiens Casino in voorvertoning ging.
Maar het festival - inmiddels het grootste culturele evenement van Nederland - deed zijn reputatie van eigenzinnig en non-commercieel filmfeest toch vooral eer aan met tweeënvijftig internationale premières van zowel oudgedienden als nieuwkomers. Om er enkelen te noemen: naast O Convento van een in Rotterdam goede bekende als de Portugese Manoel de Oliveira was A Comedia de Deus te zien van zijn landgenoot Joao César Monteiro; naast Muriel van Raymond Depardieu en Le Garçu van Maurice Pialat was er N'oublie pas que tu vas mourir van de jonge Fransman Xavier Beauvois; naast Flirt van Mal Hartley en Dead Man van Jim Jarmusch de Amerikaanse debuten Leaving Las Vegas van Mike Figgis, Heavy