Petrus Christus
Jan Baart, de gemeentelijk archeoloog van Amsterdam, mag dan het kasteel van de heren van Amstel niet hebben gevonden, hij heeft er wel voor gezorgd dat dendrochronologie nu ook onder een breed publiek bekend is. Deze techniek maakt gebruik van de groeiringen in hout om oude voorwerpen met grote nauwkeurigheid te dateren. Ook kunsthistorici maken dankbaar gebruik van deze natuurwetenschappelijke methode.
Maar net als archeoloog Jan Baart met zijn kasteel, lijken ook zij nog niet altijd te beseffen dat de dateringen die de dendrochronoloog berekent absoluut zijn. Stilistische analyses en historische reconstructies dienen zich daarbij aan te passen, omgekeerd is onmogelijk. Maryan Ainsworth liet een groot deel van het oeuvre van de Zuid-Nederlandse paneelschilder Petrus Christus (voor 1420-1475/'76) op deze wijze dateren en zwijgt veelbetekenend waar de lezer een probleem vermoedt.
Haar monografie verscheen oorspronkelijk als catalogus bij de expositie Petrus Christus: Renaissance Master of Bruges, die van half april tot eind juli 1994 te zien was in het Metropolitan Museum of Art in New York. Maar door de vele nieuwe informatie die dit boek aandraagt, is het meteen ook een belangrijke bijdrage geworden aan onze kennis van het oeuvre van Petrus Christus. Het is dan ook terecht dat van dit boek een Nederlandse en een Franse editie verscheen.
Behalve Ainsworths kunsthistorische analyses van Christus' werk, bevat het boek ook bijdragen van de Groningse kunsthistoricus Maximiliaan Martens: ‘
Brugge ten tijde van Petrus Christus’, een gedetailleerde ‘culturele biografie’, en een appendix met afschriften van alle overgeleverde documenten betreffende het leven van de schilder. Belangrijk is ook
Petrus Christus, ‘Portret van een jonge vrouw’, omstreeks 1470, olie op eik, 28 × 21 cm, Gemäldegalerie Berlin.
dat voor deze studie een uitgebreid onderzoek werd gedaan naar de ondertekeningen en de schildertechniek van Petrus Christus.
De combinatie van al deze gegevens leidt op een aantal punten tot een nogal ingrijpende herschikking van het oeuvre van de schilder, zowel wat betreft de toeschrijving van werken aan zijn naam als voor de chronologie. Als algemene conclusie is van belang dat Christus vrijwel zeker begon als miniatuurschilder, en dat hij dat vak waarschijnlijk ook steeds bleef uitoefenen. De enige miniatuur die Ainsworth daadwerkelijk op zijn naam zet (Cat. 21), staat zelfs helemaal aan het eind van zijn actieve leven.
Stilistisch is vooral Christus' stapsgewijze ontdekking van het mathematisch bepaalde vluchtpuntperspectief een belangrijk criterium om zijn werken in de tijd te ordenen. Hij zou de eerste noordelijke schilder zijn geweest die deze kunstgreep volledig leerde toepassen. Kenmerkend is dan weer wel dat de toeschrijving van het eerste werk waarin dat blijkt (Cat. 15: Dood van Maria) lang niet onomstreden is. Ook Ainsworth ontkomt hierbij niet aan het erkennen van ‘een tweede hand’.
Het paneel waar de chronologie het hardst wringt is eveneens van een onzeker auteurschap (Cat. 3: toegeschreven aan Petrus Christus, Johannes de Doper in een landschap). De plank zou hier maar liefst 75 jaar hebben ge-