verzocht de schilder een briefwisseling te beginnen met het doel er een autobiografisch boekwerk van te maken. Eerder al was de correspondentie van Har Sanders met Nathalie van den Eerenbeemt in boekvorm verschenen. Liebens stelde gerichte vragen. Bijvoorbeeld over het ontstaansproces van bepaalde kunstwerken en over zijn leertijd bij Kees Bol. Aan de orde komen verder onder meer Sanders' leerrijke maar niet altijd rooskleurige ervaringen met potentiële kopers en opdrachtgevers, zijn schooltijd, en zijn baan als etaleur bij V&D. Daar beschilderde hij in alle vrijheid en tot volle tevredenheid van zijn chefs complete etalagepoppen met ruitdessins!
Mooi is ook de passage waarin de schilder ingaat op zijn vader. Op een keer zou de man, die kleermaker was, aan vrienden hebben voorgesteld om te helpen bij het inrichten van een kampeerauto. Als zij zelf voor een keuken en bedden in de bus zouden zorgen, zou hij de kamers er wel in ‘naaien’. De deuren zouden sluiten met een rits of knoopsluiting en de muren zouden een schat aan bergruimte verbergen. Har Sanders beschrijft hoe zijn vader gewend was te denken in textiel.
Onwillekeurig creëert zo'n verhaal een context voor Sanders' eigen scheppingen. Zoals zijn schitterende vondst voor de theaterzaal in Helmond uit 1977. De kleermakerszoon toverde de creatie van architect Piet Blom om in een soort circustent. Muren en plafonds werden beschilderd met gestreept tentzeil, dat bedrieglijk realistisch losvallend naar beneden hangt.
Deze decoratie van 't Speelhuis is Sanders' meest beroemde werk. Zij wordt door de kunstenaar zelf als zijn meest volmaakte kunstwerk beschouwd. Sanders' kijk op de illusionistische wandschildering was verrassend anders dan het van oudsher gebruikelijke doorkijkje of vergezicht, waarvan Mesdags Panorama van
Scheveningen een beroemd voorbeeld is. Har Sanders bedacht een trompe l'oeil dat precies omgekeerd werkt: de binnenruimte wordt juist bevestigd, nog nadrukkelij-
Har Sanders, ‘Uitgetrokken draadje’, 1972, zeefdruk, 50 × 70 cm.
ker omsloten, terwijl de harde muren de vriendelijke verschijning aannemen van zacht naar binnen bollend textiel.
Sanders wordt geboeid door structuren. Eenvoudige dingen kunnen hem in extase brengen. Zoals een geblokte handdoek, een verweerde deur, de schuimende golfbeweging langs de vloedlijn, een tegelpatroon, of een bos touw. Hij isoleert dergelijke frappante details uit de werkelijkheid, brengt ze frontaal in beeld, blaast ze op tot schilderij. Maar vrijwel altijd is er iets dat de regelmaat doorbreekt, zoals een plooi of een barst, een kleine verstoring die het geheel spannend houdt.
In 1972 werd het werk van Har Sanders samen met enkele ander kunstenaars gepresenteerd op de tentoonstelling Relativerend Realisme. Deze expositie in het Van Abbemuseum in Eindhoven die doorreisde naar het Paleis voor Schone Kunsten te Brussel, betekende zijn doorbraak. Har Sanders had ongekend veel succes. Met name zijn zeefdrukken werden populair. Zijn werk werd frequent getoond in galeries en musea, hij kreeg opdrachten en behaalde belangrijke internationale grafiekprijzen.
Het werk van Har Sanders is in verschillende musea vertegenwoordigd. Maar de kunstenaar betreurt het dat men er niets mee doet. In een citaat op de achterflap zoekt de kunstenaar de oorzaak hiervan in het feit dat hij nergens bijhoort: ‘Ik ben geen nieuwrealist, geen fijnschilder, maar behoor ook niet bij de materie-