brieven, ofschoon niet talrijk, van Slau aan F.C. Terborgh (1949), Arthur Lehning (1955) en Hans Feriz (1984), een Oostenrijker die zijn artsendiploma aan de Gemeentelijke Universiteit van Amsterdam behaalde in de tijd dat ook Slauerhoff daar studeerde, dé steun en toeverlaat (op medisch gebied zeker) tot aan 's schrijvers dood op 5 oktober 1936 in rusthuis ‘Villa Carla’ te Hilversum, waar - naar het woord van A. Roland Holst - ‘de getemden wonen en hun tuinen verzorgen’. Tenslotte zijn er de oppervlakkige anekdotiek van A. den Doolaard, A. Marja, Annie Salomons en Simon Vestdijk, de borrel- en roddelpraat van Jan Greshoff en Victor van Vriesland (‘Hij was een groot schrijver, maar hij was een rotvent, echt een klier’) en twee verzoenende pagina's van Clara Eggink in haar boek over J.C. Bloem (‘épater le bourgeois was nu eenmaal een geliefkoosde bezigheid van hem’).
Wie was dan die Jan Jacob Slauerhoff, deze slungelige, eeuwige jongen met onzeker geloken maar borende blik, die door twee passies werd verteerd: de zee en de vrouw?
Vanaf zijn geboorte in Leeuwarden in 1898 - voorlaatste van een hardwerkend paar met zes kinderen - leed hij aan astma (astma betekende eenzaamheid), die hem zijn (korte) leven lang overal ter wereld overviel, in alle jaargetijden en vooral 's nachts. De sterke band met zijn gezonde hoewel woordkarige moeder - ze zou 93 worden - deed hem later in elke vrouw de moeder zoeken - bij wie hij in 1936 terugkeerde om er aan de ziekte van zijn tijd, t.b.c., te sterven. Een eigen vaste stek had hij dán nog niet... Een zacht, vredig einde, al had hij het anders voorspeld:
In Nederland wil ik niet sterven,
En in de natte grond bederven
Waarop men nimmer heeft geleefd.
Dan blijf ik liever hunkrend zwerven
En kom terecht bij de nomaden.
In 1924 liet hij zich als arts, ondanks zijn geteisterd gestel, aanmonsteren en tot 1935 voer hij over de zeeën naar het Verre Oosten - Java, China, Japan -, Zuid-Amerika en West-Afrika. Tussendoor viel hij her en der voor een huisarts in, 36 dagen in het Friese Beetsterzwaag (1929), in 1934 enkele maanden in Tanger (Marokko). In 1930 leerde hij bij J.W.F. Werumeus Buning in Amsterdam Darja Collin (1902-1965) kennen, een Oostenrijkse danseres. Ondanks vele waarschuwingen trouwde het paar vliegensvlug, maar na enkele scheepsreizen bekoelde de liefde. Toen hun kind, dat Juan Darito zou heten, bij de geboorte overleden bleek, was Slauerhoffs verdriet groot, dat van Darja niet, want zij wou haar carrière voortzetten. In 1935 scheidden zij, na vier jaar en acht maanden huwelijk...
Wim Hazeu heeft Slauerhoffs leven met ongeëvenaarde aandacht en liefde bestudeerd. Reizend, speurend en lezend in zijn werk is hij zijn idool achternagegaan. Zijn liefdesperikelen heeft hij uitgevlooid, zijn vriendschappen en misverstanden ontleed, zijn karakter blootgewoeld. Geen enkel facet is achterwege gebleven. Wie deze publicatie ter hand neemt, ziet uit de nevel van de tijd voor zich opdoemen: een (groot) dichter uit roeping; een volbloed romanticus; een (aimabel) arts om den brode; een dolaard, op zoek naar het geluk, alleen, op zee, machteloos tegen de lokroep van de golven, ver van de mensen (‘niet uit menschenhaat, maar medelijden en weerzin. Het is niet om aan te zien, het lelijke, het onbeholpene van de menschen in hun leven’). Aan wal een zwerver door verlaten streken en vuile steden, een nieuwsgierige opiumschuiver, een bordeelbezoeker, maar verder een verfijnde intellectueel die poëzie in vele talen las en vertaalde. Een onhandige, breekbare man, die eeuwig met zichzelf en zijn gezondheid kampte, in zijn kleding en verzorging slordig was (een protest tegen burgerlijkheid en geborgenheid - ‘ah, les bourgeois, mannen van 't jaar nul, vette burgerkliek, vette, vieze varkens!’), geplaagd door literaire ruzies en geldzorgen, al erfden zijn moeder, broer en zussen een behoorlijke som geld.
Zij wonen in hun dorpen en hun steden.
Zij doen voor bed, na tafel hun gebeden.
Zij denken dat zij leven daar zij aten,
Elkaar plichtmatig tweemaal 's weeks bezaten.
Een cynische, gevoeligheid verbijtende hartenbreker, die zwierf van vrouw tot vrouw, zoals hij als student gezworven had van kamer naar kamer en in zijn zeemanstijd van haven naar haven, een liefde op Java, een Costaricaans avontuur, slippertjes aan boord of elders.
Sommige hebben intussen beweerd, dat Hazeus biografie van Slauerhoff te lijvig is