met alle schuld om wat misgaat beladen wordt. Hij wil zich ooit wreken op wat zij hem en haar moeder heeft aangedaan. De roman begint dan met de overval op een oude man op zondag 26 december 1999 waarvan Johan Moreels, die pas een bordeel verlaten heeft, getuige is. Een van de overvallers is een blank meisje, in wie Johann Erica meent te herkennen. Hij ziet eindelijk het ogenblik aangekomen om haar de das om te doen en besluit aangifte te doen bij de politie. Vermeiren is een vakman die het antwoord op de vraag of de aangerande oude man dood was 250 pagina's lang kan uitstellen. Hij brengt de techniek van de gongslagen, die Elsschot in zijn inleiding tot Kaas beschreven heeft, zeer bedreven in de praktijk. Zij kondigen het tragische einde aan, ongemerkt haast. Maar hun herhaling creëert een spanning die de lezer vasthoudt. Flash forwards heten deze gongslagen van Elsschot in het hedendaagse jargon van de literaire analyse. Zij moeten ervoor zorgen dat de spanning van het tragische de ziel van de lezer raakt, schrijft Elsschot. En dat doen ze ook in Het elfde gebod.
Alleen heeft Vermeiren teveel tragiek in één personage willen samenballen. Johan Moreels moet de relatie proberen te verbeteren met zijn vrouw Annelies, die haar heil gezocht heeft in een sekte die redding zal brengen als de wereld ten onder gaat. Door zijn ontslag aan de universiteit wegens incestgeruchten moet hij nu als corrector zijn brood verdienen en dan nog van ronduit fascistische geschriften die hij verafschuwt. Het zal uitlopen op zijn ontslag. Hij moet de toestemming geven om zijn dementerende, door kanker weggeteerde moeder door euthanasie uit haar lijden te verlossen. En dat allemaal in die tien dagen van 26 december 1999 tot 5 januari 2000, terwijl de wereld over haar toeren draait, getuige daarvan flagellantenprocessies, orgieën en apocalyptische toestanden. Het lijkt of Vermeiren in de paranoia van Johan Moreels zowat alle maatschappelijke frustraties en seksuele obsessies heeft willen projecteren. Door het cultuurpessimisme en het emotioneel in de knoop zitten, waardoor alles van kwaad tot erger evolueert, heeft het personage Johan Moreels mij vaak doen denken aan personages van Ruyslinck in zijn romans uit de jaren zeventig.
Wat hou ik als lezer over na de lectuur van de zeer realistische beschrijving van onze wereld met haar problemen die uitvergroot en in de toekomst geprojecteerd zijn? Een gevoel dat deze roman zoiets is als water naar de zee dragen. En dat is een zinnetje in Het elfde gebod uitgesproken door de vader van het hoofdpersonage als een omschrijving van wat hij vindt dat filosofie is.
De roman zuigt via de personages de realiteit op, confronteert tegengestelde meningen en verwachtingen, maakt een prognose van de toekomst die in het verlengde ligt van het heden en constateert dat de dingen zijn zoals ze zijn. Dat is niet bepaald een verrassende of schokkende boodschap. Tenzij de lezer zich wil beraden over de inhoud van het elfde gebod dat als volgt luidt: handel nooit uit gekrenkte trots, volg uw intuïtie en doe wat uw hart u ingeeft, dan kunt ge gelouterd door de poort des doods gaan en bevrijd herboren worden.
Joris Gerits
koen vermeiren, Het elfde gebod, Manteau, Antwerpen / Amsterdam, 1995, 263 p.