Een bewonderenswaardige bundel
Anton van Wilderode (º1918) behoort tot de generatie van dichters die Bernard Kemp eens de ‘bezettingsgeneratie’ noemde, de dichters die omstreeks de Tweede Wereldoorlog aan het woord begonnen te komen en van wie de ontwikkeling ten gevolge van oorlog en bezetting werd verstoord. Dat was minder evident in België dan in Nederland, waar een cultuurkamer werd opgericht, maar ook daar werd een ontplooiing in die jaren belemmerd. Het was de generatie die onmiddellijk ná de oorlog aan bod kwam, die sterker op de voorgrond zou treden. Dit had overigens ook nog een andere, meer literaire oorzaak. Dat was het feit dat de oorlog de band van deze laatste generatie met de traditie losser had gemaakt en dat het verzet daartegen een voor de hand liggende reactie werd. Niet alleen in Vlaanderen, niet alleen in Nederland, maar in heel Europa. Er ontstond een kloof tussen traditie en vernieuwing, en ofschoon ook oudere generaties voor die vernieuwing niet ongevoelig waren, was de band met de culturele en literaire achtergrond van het verleden bij hen zoveel sterker, terwijl de jongeren tegenover de ouderen agressiever werden dan anders het geval zou zijn geweest omdat een verantwoordelijkheid voor een cultureel verleden in het geding werd gebracht. Maar ook los van dat alles is er natuurlijk altijd een zekere spanning geweest tussen het zoeken naar en het experimenteren met nieuwe vormen en het gebruiken, verfijnen (en ook vernieuwen) van de bestaande, die immers hun geldigheid niet verliezen. Vandaar dat ook avant-gardistische dichters soms gebruik maken van elementen uit oudere poëzie om aan de actuele nieuwe impulsen te geven. Dictatuur van de actualiteit en van de media leidt er vaak toe dat in de literaire conjunctuur het nieuwe of als zodanig gepresenteerde op de voorgrond komt te staan en de aandacht afhoudt van poëzie die sterker verbonden is met de traditie, maar niet minder waardevol.
Dat lijkt mij het geval bij het werk van Anton van Wilderode, een dichter die een indrukwekkend poëtisch oeuvre op zijn naam heeft staan en daarnaast - hij is classicus - een niet minder indrukwekkende reeks vertalingen, met name van Vergilius en Horatius, die tot de beste behoren die in het Nederlands zijn verschenen.
Men kan niet zeggen dat Van Wilderode onbekend is gebleven of geen erkenning heeft gekregen. In zijn geboorteland Vlaanderen ontving hij diverse prijzen en enkele jaren geleden ook de grote Staatsprijs voor Poëzie. Maar dat neemt niet weg dat zijn naam minder vaak wordt gehoord dan zijn werk zou rechtvaardigen, zeker in Nederland, waar een opmerking als deze, van Kees Verheul in Vrij Nederland (23 december 1995): ‘Wanneer krijgt Van Wilderode, het Vlaamse equivalent van Gerhardt, bij ons ook om zijn eigen werk de bekendheid die hij verdient’, tot de zeldzaamheden behoort.
Een bevestiging van die waardering vind ik in de onlangs verschenen grote bundel Het oudste geluk, die trouwens volgt op een kort daarvoor verschenen schitterend werk, de vertaling in poëtische vorm van de oden van Horatius, naast de oorspronkelijke tekst en voorzien van uitgebreide aantekeningen en annotaties. Maar ik beperk mij hier tot een aankondiging van de oorspronkelijke bundel die verrast door de authenticiteit van een vorm, niet ‘nieuw’ weliswaar, maar zo eigen gemaakt, als dat met door de literaire traditie geëikte vormen maar mogelijk is. Dichters als Nijhoff en Achterberg zijn voorbeelden van die mogelijkheden. Van Wilderode is dat op zijn wijze die daar op de meest geslaagde ogenblikken niet voor onderdoet.
De titel van zijn nieuwe bundel verwijst naar het verleden, niet rechtstreeks naar dat van een man die in de jaren van ouderdom is aangeland, maar van een levensbesef dat in een tijdsperspectief geworteld is. Het geluk waarover de dichter spreekt, in subtiele tinten van zwaarmoedigheid, heeft een reeks bronnen waarvan de cultuur en de schoonheid die zij voortbracht de som en het resultaat is. Van Wilderode is priester, maar de religie is allerminst dominant in zijn poëzie aanwezig, bijna zou ik zeggen integendeel. Daarmee bedoel ik dat het metafysisch bewustzijn van de dichter geen onderscheid maakt tussen de verschillende elementen waaruit het ontstaat, religie, filosofie, natuur, en die zowel uit de verbeelding als uit de werkelijkheid opbloeien. Beide zijn terug te vinden in de onderscheiden thema's aan de hand waarvan Van Wilderode zijn bundel heeft gecomponeerd.
Deze begint met een reeks gedichten, ‘Rome retour’, waarin bij een hernieuwd bezoek