Richard Long, ‘Planet Circle, 1991, Franse kalksteen, Ø 920 cm - Foto Hans Biezen.
die zich bij uitstek leent voor een sterk geconcentreerde aandacht. Wie binnenkomt, komt onmiddellijk in de ban van de immense rust.
De ruimtelijkheid van de centrale hal is, afgezien van een deel dat met verplaatsbare wanden is afgescheiden ten behoeve van aparte zalen, zoveel mogelijk intact gehouden. Die tendens zet zich door in de zuinigheid waarmee Driessen en de zijnen het beschikbare volume benutten. Opvallend is naast de rust ook de leegte. Veel wanden zijn kaal gelaten en op een oppervlak van vele honderden vierkante meters prijken maar enkele objecten of sculpturen, dat laatste niettegenstaande het feit dat vele van de hier getoonde schilderijen en objecten zeer ruim aan de maat zijn.
Eenzelfde soort van soberheid kenmerkt trouwens de houding tegenover het publiek. Zoals gezegd gebeurt dat niet met het vertoon van prestigieuze monsterexposities waarin sommige andere museumdirecties uitblinken, maar met een even uitnodigende als voorzichtige houding die er op gericht is de ervaring met kunst niet alleen mogelijk te maken maar ook te laten beklijven, zodat ze de basis wordt van een vaste, familiale omgang, dit laatste weer geheel in overeenstemming met de geest van gebouw en collectie.
Een mooie bijkomstigheid is dat de kern van de suppoostenstaf (in De Pont spreekt men liever van ‘beheerders’) nog in dienst is geweest bij wolfabriek Thomas de Beer. Ook zo wordt vastgehouden aan het idee dat gebouw, collectie, staf en gebruikers zijn verbonden door relaties die ver boven het zakelijke en rationele uitgaan.
Voor de kunstenaars geldt dat niet in de laatste plaats. Volgens testament van de erflater horen de stimulering van kunstenaars en educatie van iedereen