vooruitzicht van een landelijk commercieel radiostation, het succes van de regionale omroepen, het toenemende belang van Europese regelgeving op het omroepbestel, en noem maar op.
Voor wie door de bomen het bos wil blijven zien, heeft VUB-Press de verzamelbundel Audiovisuele media in Vlaanderen. Analyse en beleid uitgebracht. Onder redactie van Jean-Claude Burgelman, Daniël Biltereyst en Caroline Pauwels belichten zes bijdragen evenzoveel verschillende verschijningsvormen (omroep, film, videoproductie en -distributie, regionale televisie, kabel) van audiovisuele media in Vlaanderen, en bekijken twee artikelen de hele sector vanuit een algemener perspectief.
Dat het boek een grondig bewerkte versie is van het (in opdracht van de toenmalige Vlaamse minister van Economie uitgevoerde) onderzoeksproject Doorlichting van de media in Vlaanderen. Een economische beleidsanalyse met een cultureel perspectief, wekt verwondering. Want nergens geeft deze bundel blijk van een geïntegreerde aanpak. De verschillende deelsectoren worden methodologisch anders benaderd, en er is geen poging ondernomen om de bijdragen te bundelen tot een overzichtelijke synthese. Dat betekent eigenlijk een gemiste kans.
Dit doet geen afbreuk aan de informatieve waarde van de meeste hoofdstukken. Een paar zijn heel sterk op - soms schaars en noodgedwongen onvolledig - cijfermateriaal toegespitst en onderzoeken vooral de economische leefbaarheid van de sector. Daaruit blijkt bijvoorbeeld hoe het overleven van de Vlaamse filmproductiesector in de eerste plaats het resultaat is van jarenlange overheidssteun en hoe die sector te kampen blijft hebben met een relatief grote desinteresse van privé-financiers.
Andere bijdragen benaderen hun medium vanuit een bredere invalshoek en verklaren, streng-beschrijvend en genuanceerd, de huidige toestand vanuit een boeiend samenspel van economische, maatschappelijke, politieke en juridische factoren. Hoog scoort het hoofdstuk van Jan Drijvers over de opkomst van regionale televisie in Vlaanderen. Het geeft aan hoe en waarom het decreet van 1991, dat zich kenmerkte ‘door zijn meer regulerend karakter en zijn optie voor een minder privaat, minder commercieel, kleinschaliger en meer streekgebonden model van regionale televisieomroep’ uiteindelijk zijn realisatie vindt in door grote media-ondernemingen gedomineerde, meer wel dan niet commerciële zenders, waar de klemtoon meer ligt op professionalisering dan op de band met de regionale gemeenschap, en grootschaligheid onder de vorm van ketenvorming zelfs op korte termijn onontkoombaar lijkt. Relevant voor de nabije toekomst is ook het artikel dat ‘de convergentie van omroep en telecommunicatie’ of m.a.w. de verwachte openstelling van de kabel voor andere vormen van communicatie beschrijft, zoals interactieve communicatiediensten, nieuwe audiovisuele diensten (zoals video-on-demand), maar ook klassieke telefonie. De door de fine fleur van het Belgische grootkapitaal (Generale en GBL) beheerste kabelmaatschappijen staan hier lijnrecht tegenover Belgacom. De scenario's laten zich raden.
Bij het lezen van de bundel in zijn geheel springen twee punten duidelijk naar voren. Ten eerste: de overheid heeft slechts zeer gedeeltelijk vat op de ontwikkelingen in de audiovisuele sector. Ten tweede: de huidige en toekomstige verschijningsvormen van de audiovisuele media in Vlaanderen worden diepgaand beïnvloed door overheidsingrijpen en regulering - waarbij de resultaten wel eens flink kunnen afwijken van de oorspronkelijke bedoelingen. Beide waarheden spreken elkaar slechts schijnbaar tegen, en de betere hoofdstukken van deze publicatie weten overtuigend aan te geven waar het schijnbare van de tegenspraak precies in zit. Mediajurist Dirk Voorhoof zet trouwens de vele knelpunten in ons mediarecht op een rijtje, gaande van de soms gebrekkige legistieke kwaliteit van het mediarecht, het ontbreken van uitvoeringsbesluiten en het handhavingsdeficiet van het mediarecht tot de moeizame inschakeling van de Vlaamse mediawetgeving in het Europese recht. En de onduidelijke bevoegdheidsverdeling tussen de federale overheid en de Vlaamse Gemeenschap inzake media keert als een refrein ook in de andere bijdragen terug.
De voor het brede publiek meest opvallende mediaveldslag speelt zich ondertussen al vijf jaar lang af tussen de openbare omroep BRTN en de commerciële zender VTM en is slechts de plaatselijke verschijningsvorm van een evolutie die in vele landen aan de gang is. Peter Perceval schrijft erover in een bijdrage die qua