hem te bepissen. Meer kan hij niet doen: ‘Per slot van rekening ben ik op weg naar een feestje.’ Dat feestje loopt slecht af. De ‘Blonde Motorgod’ blijkt onbereikbaar; over Tox komt slecht nieuws binnenwaaien. Hij zal de heuveltop, waarnaartoe iedereen achterwaarts strompelt, niet bereiken. Maar hem zal ook het uitzicht bespaard blijven aan de andere kant van de heuvel: geen groene beemden maar een zwarte zon. ‘Verder is er niets. In elk geval gaan we voorlopig gewoon door met strompelen, achterwaarts de heuvel op.’
De verhaallijn in Soap is zo mogelijk nog dunner, maar de schets van negativiteit en uitzichtloosheid blijkt er des te sterker en pregnanter. Soap. De titel zegt het al: in korte, vrijblijvende stukjes portretteert Mennes, vanuit telkens wisselende vertelperspectieven, een hele rist personages in hun onbelangrijke, wrede banaliteit. Op de achtergrond, altijd buiten beeld, ontplooit het personage Zork enige criminele activiteiten. Het raakt niemand. Iemand zegt alleen: ‘Het wordt wel een beetje raar in deze stad tegenwoordig.’ De travestiet Raoul is in stukken gehakt teruggevonden, verdeeld over drie vuilnisbakken.
De door de soapstructuur opgeroepen onoverzichtelijkheid is meteen een belangrijk thema. ‘Ik was nog heel jong maar ik voelde dat de komst van de pickles chips een scharnierpunt in mijn leven zou zijn. Daarvoor was het ook al allemaal klote, maar tenminste nog overzichtelijk.’ Tientallen soorten chips in de Grote Vrolijke Supermarkt - daar valt niet uit te kiezen. Wie niet kan kiezen, verveelt zich. Wie zich verveelt, zoekt almaar nieuwe prikkels. De behoefte aan nieuwe prikkels leidt tot grotere diversiteit in het aanbod. Enzovoort. Op zijn manier geeft Mennes een sluitende analyse van onze westerse welvaart - zonder daarom een belerend vingertje op te steken! Hij stelt alleen maar vast.
De hoofdfiguur van Soap heet David Tinea. Hij wandelt cynisch rond in een wereldje van verveling en geweld waarin het er behoorlijk hard en nietsontziend aan toe gaat. In het shopping center krioelt het van ‘dealers, skatemutanten en andere weirdo's’. (het woord ‘weirdo’ werd in Tox nog cursief geschreven, hier dus niet.) In het lunapark wat verderop troept ‘het echte genen-afval’ samen, het gaat er van ‘Pjoew pjoew pjoew! skrepow skrepow skrepow! Shit, ik ben dood!’ Dat laatste zinnetje komt vaak terug. Het blijft voortdurend doorklinken, net als het telefoongerinkel in Tox. ‘Alles is een video-clip’; ‘het lijkt MTV wel’; ‘Reizen lijkt me wel wat. Ik zou wel eens willen weten hoe televisie eruitziet in andere landen.’ We lossen onze greep op de werkelijkheid omdat we die met fictie verwarren.
De andere ingrediënten kennen we al van Tox: een homoseksuele relatie gekenmerkt door het verlangen vernederd te worden, het totale onvermogen om echt te communiceren, de verveling...
Tox en Soap, je vergeet het allemaal snel. Maar dat maakt ook deel uit van ‘de soul van de nineties’ die Mennes optekent: dat je het snel vergeet en dat dat misschien maar beter is ook. ‘Er is geen enkel verband en het betekent allemaal niets.’
Gruwelijke boeken (en dan heb ik de lezer van deze recensie nog de wreedaardige seks bespaard), maar ze slaan wel aan. Omdat ze goed geschreven zijn, met een dwingend ritme. Wellicht ook omdat hier eens niet aan egotripperij wordt gedaan. En omdat ze een harde kern van waarheid bevatten.
Misschien verdwijnt Mennes even snel van het literaire toneel als hij erop verzeild is geraakt, maar dit moet men hem in elk geval nageven: wie van het einde van deze godvergeten eeuw iets wil onthouden, kan bij hem terecht.
Pascal Cornet
paul mennes, Tox, Nijgh & Van Ditmar, Amsterdam / Dedalus, Antwerpen, 1994, 131 p.
paul mennes, Soap, Nijgh & Van Ditmar, Amsterdam / Dedalus, Antwerpen, 1995, 127 p.