Pierre H. Dubois (º1917).
Soms word ik 's nachts wakker,
heel andere dan ik gewend ben.
Misschien word ik een ander mens.
Het is er een uit een reeks van vijf, ‘Suite de la Fuste’, die geschreven is in een kritieke levensfase (‘Door een dreigend infarct / op wachtgeld gezet’) en waarin de laconieke toon contrasteert met de bedreigende situatie.
Dit staat in Dubois' poëzie niet op zichzelf. Haar voornaamste thema is de scepsis, waarvan de lezer al kennisneemt in de allereerste regel van de bundel: ‘In wonderen heb ik geloofd. Zij bleven uit.’ Het staat, stellig niet bij toeval, als een programma voorop en als we in een veel later gedicht lezen: ‘Het leven is gewoner dan men denkt’, dan constateren we dat de dichter Dubois in dit opzicht steeds zichzelf is gebleven. Dit sceptische levensgevoel hangt bij Dubois samen met een wijsgerig inzicht, met een existentiefilosofie waarmee hij affiniteit heeft, zoals ook zijn essays uit de jaren vijftig laten zien. Herhaaldelijk is in zijn verzen sprake van het Niets, van de zinloosheid van het leven, maar dat maakt van de dichter nog geen pessimist. Juist dit besef van het niets, in sommige gevallen geconcretiseerd als de nabijheid van de dood, lokt het ervaren van vrijheid uit. De genoemde ‘Suite de la Fuste’ illustreert dit: ‘Ik was eindelijk vrij, onbeschroomd / als ik nooit was geweest’.
Wel zijn er de onvermijdelijke momenten van angst, waarvoor Dubois tweemaal in deze bundel het beklemmende beeld geeft: ‘dat de deur in het slot wordt gestoten’. In het gedicht uit de bundel Ademhalen (1956) staat hier expliciet bij ‘dat de angst het hart omgrijpt’, maar eenentwintig jaar later, in Spinrag van tijd, wordt dit verzwegen als het beeld zich, niet minder beklemmend, herhaalt:
Na zoveel jaar is het er weer
het moment dat het huis is
de deur die in 't slot slaat
die trilt en dan stilstaat
Tegenover zulke ervaringen staan die van de existentiële vrijheid, waartoe ook de natuur aanleiding kan geven:
Vanmorgen lopend langs de zee zag ik het tij
keren en plotseling was ik vrij.
Van paaltjes rond het duinwaterbedrijf
wiekten de raven weg in grootse vlucht.
Dit is uit een van de nieuwe gedichten, waarin ook herhaaldelijk het geluk wordt uitgedrukt van het samenleven met de geliefde vrouw. Ook dit contrasteert - maar niet alleen in die meest recente gedichten - met de melancholie, het besef van zinloosheid in andere verzen.
De dichter Dubois is geen ander dan de wijsgerig ingestelde essayist, de romancier in wiens verhalen zelfonderzoek een belangrijk thema is. Ook zijn verzen hebben soms een beschouwelijk karakter, laten in veel gevallen zelfonderzoek zien. De dichter was ooit ‘een hongrig kind dat op zijn dromen’, steunt, zoals het in Quia absurdum stond. Het was de honger naar muziek, kunst, literatuur, filosofie, die toen hij gestild werd, hem nog verder vervreemdde van zijn ouderhuis, zijn achtergronden. Waar de poëzie dit proces en het in-