pa wordt dan netjes staat per staat gepresenteerd: in Spanje spreekt men Spaans, in Portugal Portugees, in Duitsland Duits, maar in Zwitserland naast Duits ook Frans, Italiaans en Raeto-Romaans. Henriette Waker heeft geoordeeld dat deze indeling vanuit wetenschappelijk standpunt niet vol te houden is. Ze heeft gekozen voor een meer realistische, historischtaalkundig verantwoorde benadering. Ze gaat uit van de ‘verre oorsprong van de talen’. De lezer verneemt welk volk welke taal sprak, hoe taalgrenzen meermaals verschoven (onder meer door volksverhuizingen) en hoe de ene taal de andere domineerde of verdrong.
De algemene indeling van L 'aventure des langues en Occident is eenvoudig: vertrekkend vanuit de Indo-Europese achtergrond worden de talen ingedeeld in vier grote hoofdstukken: het Grieks, de Keltische talen, de Romaanse talen en tot slot de Germaanse talen. Zoals voor de meeste talen werd ook voor het Nederlands een schat aan informatie bijeengebracht. Er is niet alleen aandacht voor de historische ontwikkeling van het Nederlands, maar ook voor de dialectgroepen, de invloed van het Frans op de Nederlandse woordenschat en vice versa, de spelling, randsverschijnselen in woordenschat en grammatica, het Nederlands in de wereld, het bestaan van een variant van het Nederlands in Noord-West-Frankrijk. Daarbij wordt herhaaldelijk gebruik gemaakt van overzichtelijke kaartjes en van het boekje Le néerlandais, uitgegeven door de Stichting Ons Erfdeel. Zeer nuttig voor het Franse publiek is Henriette Walters verduidelijking van termen als ‘hollandais’, ‘néerlandais’ en ‘flamand’. De auteur wijst erop dat het Nederlands de officiële taal is van Nederland én Vlaanderen, want al te vaak wordt in het Franse taalgebied nog een verschil gemaakt tussen ‘le néerlandais’ et ‘le flamand’.
Zoals bij vele franstalige wetenschappelijke publikaties het geval is, worden in L'aventure des langues en Occident gegevens van de meest diverse aard kriskras door elkaar gepresenteerd. Dit schaadt soms de leesbaarheid. Sommige talen worden uitvoerig behandeld, andere krijgen nauwelijks aandacht. Zo vindt men over het Fries slechts enkele korte alinea's en dan nog in het hoofdstuk dat aan het Nederlands is gewijd. Het Fries met zijn eigen historische ontwikkeling, grammatica en literatuur had evenwel recht op een volwaardige presentatie, te meer daar een kleinere taal als het Luxemburgs wel uitvoerig wordt beschreven. Ook blijkt het niet makkelijk oude gewoonten af te zweren, zoals onder meer te zien is op een kaartje over het Duitse taalgebied in België (p. 331). Volgens dit kaartje zou de taal in het Nederlandse taalgebied van België... ‘le flamand’ zijn. Kan dit nog als een schoonheidsfoutje worden afgedaan - erger wordt het in een alinea over het Nederlands in België (p. 359). De taal van de Vlamingen wordt er opnieuw ‘le flamand’ genoemd met als toevoeging ‘een lokale variant van het Nederlands’. Door dit soort inconsequenties is L'aventure des langues en Occident niet geheel betrouwbaar. Toch is deze uitgave binnen de Franse context een verdienstelijke publikatie, alleen al door de voor de Fransen zeer originele aanpak. Bovendien kennen we maar weinig Franse uitgaven waarin de ontwikkeling van het Nederlands als volwaardige taal op even boeiende wijze wordt beschreven.
Hans Vanacker
henriette walter, L 'aventure des langues en Occident. Leur origine, leur histoire, leur géographie, Robert Laffont, Parijs, 1994, 498 p.