Ik hoop trouwens dat alle zangers de hele tijd aanwezig zullen zijn. Het is onmogelijk voor honderd procent bij een produktie betrokken te zijn, als je tussendoor telkens nog concerten of andere opvoeringen gaat zingen.’
Het is dan ook niet te verwonderen dat de reprise van La Cenerentola in de Vlaamse Opera in februari 1994 met nagenoeg dezelfde bezetting plaatsvond. Joosten vijlde zijn regie verder bij, bracht nog enkele nieuwe toetsen aan maar dikte alles, naar mijn gevoel tenminste, iets te veel aan. Middelpunt van de handeling was opnieuw de Dandini van de jonge Zweedse bariton Urban Malmberg, een bijzonder vlotte en geloofwaardige acteur die de lievelingszanger van Guy Joosten is geworden.
Malmberg was ook de Leporello van de Don Giovanni - de realisatie waarmee de Vlaamse Opera het seizoen 1994-'95 opende - de eerste opera van de Mozart-Da Ponte-triologie (Le Nozze di Figaro, Cosi fan tutte en Don Giovanni) die de Vlaamse Opera in drie opeenvolgende seizoenen wil uitbrengen in regie van Guy Joosten. Joosten opteerde voor de volgorde Don Giovanni, Le Nozze di Figaro, en Cosi fan tutte omdat hij een dramaturgisch verband tussen de drie opera's wil leggen wat uiteraard pas na de derde produktie duidelijk zal zijn.
Een aanbod om Mozarts Cosi fan tutte te regisseren kreeg Guy Joosten ook reeds in 1993 van Gerard Mortier, artistiek directeur van de Salzburger Festspiele, maar Joosten gaf de opdracht enkele weken voor de première terug. In zijn Don Giovanni-interpretatie beklemtoonde Guy Joosten heel sterk het theatrale element. Hij meent immers dat van alle mogelijke uitspraken over Don Giovanni de omschrijving van de opera door Mozart en Da Ponte als een dramma giocoso de meest relevante is. Het is een spel waarin seria- en buffa-elementen elkaar afwisselen. Zo zoekt Leporello, Don Giovanni's dienaar, door zijn opmerkingen over de muziek die tijdens Don Giovanni's maaltijd in het laatste bedrijf gespeeld wordt, bijna op volkse manier een directe dialoog met het publiek. Daartegenover staat dan het verschijnen van de geest van de door Don Giovanni neergstoken Commendatore en Don Giovanni's hellevaart, elementen die slechts in de conventies van de operaseria mogelijk zijn. Zodra Don Giovanni onder de toneelbodem verdwenen is, is ook het spel afgelopen en hebben de zes overige protagonisten als het ware geen reden van bestaan meer, meent Guy Joosten. Bijgevolg delen ze ons mee wat ze van plan zijn te doen, terwijl machinisten alle rekwisieten weghalen, en brengen ze de zedenles van de opera, het positieve einde, concertant voor een zwart doek. Wanneer ook dat doek opgehaald is, kijken ze op een leeg toneel zonder illusies.
Het was een gesloten concept dat echter niet volledig kon overtuigen en ook heel wat vragen openliet, terwijl het decor van Johannes Leiacker (een schuin aflopend achttiende-eeuws plankentoneel, volgebouwd met schermen