Archeologische informatie
In 1986 publiceerde P. Viaene een werk over
Industriële Archeologie in België, dat in de eerste plaats als een overzichtelijke inventaris van het industriële erfgoed kon fungeren. Voor zijn inventarisatie baseerde hij zich vooral op de documentatie van het Gentse Museum voor Industriële Archeologie en Textiel.
Van dit werk is er een tweede aangevulde druk verschenen. Het boek is in essentie een inventaris gebleven. Zo'n 260 bladzijden worden besteed aan het overzicht van het industriële erfgoed en initiatieven die er betrekking op hebben. Elk item wordt voorzien van een beknopte omschrijving, vaak van slechts enkele regeltjes en wordt soms van een foto vergezeld. Het volgende deel gaat iets dieper in op de initiatieven en sites. Van meer dan 130 items is een korte beschrijving en meestal ook een foto opgenomen. De selectie is breed opgevat. Zo treffen we naast ‘typisch’ industrieel-archeologische elementen b.v. ook de stationsbuurt in Oostende, het Musée d' Art Wallon te Luik en een aantal renovatieprojecten aan. Beide delen zijn ingedeeld naar provincie met afzonderlijke hoofdstukken voor Gent, Antwerpen, Brussel, Charleroi, Luik en Verviers.
Het derde deeltje (pp. 396-398) is niets anders dan een lijst van aanvullingen, wijzigingen en correcties bij de twee voorgaande delen. Hier wordt de zwakke plek van dit werk wel erg duidelijk. De errata konden toch wel in de tekst zelf opgenomen worden en de aanvullingen in het corpus aangebracht. Het is niet bepaald handig telkens deze lijst te moeten raadplegen om te weten, of er niet iets veranderd is. Overigens is de hele behandelde materie niet statisch. Sommige wijzigingen zijn inmiddels al weer achterhaald, sommige waren dat zelfs al op het ogenblik van de herdruk. De aanvulling wijst er overigens op, dat het corpus zelf sinds 1986 niet werd aangepast. De auteur geeft dit trouwens zelf toe. ‘Tussen 1986 (...) en 1990 (...) is er op het gebied van de industriële archeologie heel wat gebeurd, ook in België (...). Helaas kon, binnen het kader van deze licht gewijzigde herdruk, al ons nieuw materiaal niet voorgesteld worden’ (p. 9). Het nieuwe is nu beperkt tot de correcties, een historische schets van de ontwikkeling van het Museum voor Industriële Archeologie en Textiel (door R. de Herdt), een vrij uitvoerige bibliografie, een chronologisch overzicht en drie bladzijden citaten en definities.
De kaartenmap vormt een interessant supplement. Voor de Belgische provincies en de belangrijkste steden zijn de geïnventariseerde elementen van het industriële erfgoed opgenomen, met verwijzing naar het nummer in de inventaris. Omdat als basiskaart een wegenkaart is gekozen, ontstaat de verleiding industrieel-archeologische routes te bedenken. Vanuit toeristisch oogpunt vormt de bundel dus een mogelijke inspiratiebron. Wel geldt ook hier, dat de situatie betrekking heeft op 1986.
Ook in dat opzicht is het jammer, dat een zo verzorgde uitgave inhoudelijk niet beter aangepast kon worden aan de actualiteit.
G. de Brabander
p. viaene (m.m.v. R. de Herdt), Industriële Archeologie in België, Stichting Mens en Kultuur, Gent, 431 p. + kaartenmap.