Ons Erfdeel. Jaargang 37
(1994)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 762]
| |
Hans Memling, ‘Christus aan de geselkolom’, ca. 1485-1490, Barcelona - Foto ACL-Brussel.
zijn tijdgenoten, zit het mirakel van Hans Memling namelijk niet in die planken, en ook maar zeer ten dele in de verf die hij daar op smeerde. Het mirakel van Hans Memling zit vooral in het hoofd van de toeschouwer. ‘Meester Hans’ uit Brugge spreekt tot de verbeelding, zowel door de illusoire wereld die hij op zijn planken wist te penselen, als door zijn enigmatische leven, waarover vrijwel niets vast staat. Wel zeker is zijn sterfdatum: 11 augustus 1495. Op die dag, vijf eeuwen geleden, verloor de wereld wat kleur. Ter gelegenheid van dit halve millennium werd iets van die kleurenrijkdom in Brugge opnieuw bijeengebracht, en alleen al de belofte van de expositie Hans Memling, vijf eeuwen werkelijkheid en fictie bleek voldoende reden om reeds in de voorverkoop meer dan vijftigduizend toegangskaarten te verkopen. Meesterschap met planken en verf, en een flinke dosis Brugse handelsgeest: Memling is terug... Voor de historicus is het gebrek aan biografische gegevens tergend jammer. Maar Dirk de Vos, conservator van het Brugse Groeningemuseum en auteur van de nieuwste monografie over Memling, is er niet echt rouwig om. Hij is kunsthistoricus en concentreert zich in Hans Memling, het volledige oeuvre dan ook vrijwel volledig op het overgeleverde werk. Niet dat het indrukwekkende boek dat De Vos samenstelde daarmee alleen over planken en verf handelt. Het opent zelfs met een proloog waarin uit de schaarse feiten wel degelijk zoiets als een biografische schets wordt gedistilleerd. Aansluitend daarop behandelt deze proloog ook de geschiedenis van het kijken naar Memling, een verhaal van verwaarlozing, herontdekking, verheerlijking, verguizing, en... naar het nu toeschijnt hernieuwde verheerlijking. En voor wie het bij de feiten wil houden, het boek bevat ook een volledig overzicht met transcripties van alle bekende archivalische en andere bronnen betreffende Memlings leven en werk. Het hoofdbestanddeel van het boek van De Vos is echter een catalogus van alles wat op naam van Hans Memling kan worden gezet. Het is een imposant overzicht met 93 nummers, meer dan voor enige andere van de zogenaamde Vlaamse primitieven. Al die werken worden afgebeeld en uitvoerig beschreven, waarbij is gepoogd het geheel chronologisch te ordenen. Twee aanhangsels geven dan nog de ‘problematische en gekopieerde verloren werken’ (14 stuks) en de ‘verkeerde toeschrijvingen in de moderne literatuur’ (8 stuks). In een aantal analecta behandelt De Vos ten slotte nog zaken als Memlings positie ten opzichte van zijn Duitse voorgangers en van Van der Weyden, de portretten, Memling als epigraaf en sierschilder, en enkele schildertechnische aspecten. Dat dit boek verschijnt in het jaar dat Memling vijfhonderd jaar dood is, is natuurlijk niet helemaal toevallig. Dat beide gelegenheden aanleiding gaven tot een expositie ook niet, en natuurlijk is op dit moment Dirk de Vos de aangewezen persoon om zoiets te organiseren. Nu zijn er ook nergens zoveel werken van Memling permanent bij elkaar als in Brugge, en de uitgangspositie mag dan ook ideaal heten. Toch blijft het uitzonderlijk dat zoveel musea en privé-verzamelaars bereid waren hun bezit tijdelijk uit te lenen. Niet alleen betreft het voor alle uitlenende instanties topstukken, maar paneelschilderingen zijn ook uiterst kwetsbaar en gevoelig voor klimatologische schommelingen. | |
[pagina 763]
| |
Het enige bezwaar tegen de expositie, namelijk dat vrijwel alle schilderingen in een glazen ‘doosje’ zitten, mag in dit geval dan ook geen bezwaar heten. De vroegste schilderkunst uit de Nederlanden bestaat tegenwoordig uit couveusekindjes, en wie de jeugd beschermt stelt de toekomst veilig. In de verder opvallend sober gehouden expositie is het Groeningemuseum erin geslaagd maar liefst veertig werken op naam van Memling binnen haar muren te krijgen. Dat is ruim een derde van zijn bekende produktie, en waarschijnlijk meer dan ooit eerder bij elkaar te zien was. Daarnaast omvat de expositie nog eens zevenenveertig werken van tijdgenoten en navolgers, en werd zij aangevuld met een aantal realia die laten zien hoe Memlings beelden met de werkelijkheid van zijn tijd waren verbonden. Die relatie van de afbeeldingen tot de werkelijke wereld in de tweede helft van de vijftiende eeuw is complex. Vooral uit enkele van de essays in de tentoonstellingscatalogus blijkt dat Memling bewust een wereld schiep die voor zijn tijdgenoten weliswaar direct herkenbaar was, maar die beslist niet in alle details ‘bij de tijd’ genoemd mag worden. En als het al geen droombeelden zijn, die Memling zijn toeschouwers voorhield, dan toch zeker afbeeldingen van een wereld waarvoor je zou willen bidden dat hij werkelijkheid mag worden. ‘Werkelijkheid en fictie’ staat er dan ook in de ondertitel van de expositie. Maar dat slaat niet alleen op het werk zelf. In zijn monografie doet De Vos een voorzichtige poging om te laten zien dat Memlings werk wel degelijk de sporen vertoont van zijn Duitse afkomst. En alhoewel de publiciteitsmachine nu anders wil doen geloven staat Memlings werk weliswaar op grote hoogte maar staat het daar beslist niet eenzaam. Memling moet een man geweest zijn met internationale contacten, die wist wat zijn kunstbroeders elders presteerden en die deel uitmaakte van een ‘milieu’ waarin de Zuidelijke Nederlanden en Italië de twee kerngebieden vormden. Het grote belang van de expositie ligt vooral in het blote feit dat er zoveel werken bij elkaar zijn. Dat daarbij een aantal gescheiden geraakte panelen tijdelijk weer kon worden herenigd is als altijd weer een spectaculaire gebeurtenis (en een vorm van historische gerechtigheid). Maar dat is allemaal na half november weer voorbij. Wat blijft is de catalogus en deHans Memling, rechterluik van een diptiek met kruisafneming, ca. 1492-1494, Granada, Capilla Real. Van dit luik bestaat nog een tweede (eerdere) versie in Sao Paolo, die door De Vos eveneens als eigenhandig wordt beschouwd.
| |
[pagina 764]
| |
monografie van De Vos. Wat het werk van Memling zelf betreft, zijn die twee vrijwel identiek, hoewel de catalogus een aantal boeiende en aanvullende essays bevat. Op het eerste gezicht is de monografie Hans Memling vooral een typisch salontafelboek (of relatiegeschenk) waarop het Mercatorfonds patent lijkt te hebben. En de bepaald niet geringe prijs lijkt nog wel de beste bevestiging van dat vooroordeel. Maar lezend en kijkend behaalde het werk ruimschoots het voordeel dat ik het al twijfelend had gegeven. Hier ligt niet alleen een degelijk kunsthistorisch naslagwerk, het boek is ook uiterst leesbaar (met een Vlaams accent: mekaar, welstellend, uitdeinen, trok aandacht op, plooistoel, enz.). Toch is er ook wel enige kritiek. Zo belooft de folder dat elk werk 'in kleur en in detail wordt afgebeeld. Maar dat detail wil juist bij de grote panelen nogal eens ontbreken, waardoor ik enkele keren de beschrijving van De Vos op zijn gezag moest aannemen. Nog lastiger is het als ik over de Triptiek van John Donne (cat. nr. 39) lees dat boven het baldakijn ‘nog net een stukje van een rondvenster te zien’ is, terwijl de bovenrand van de foto zodanig is afgesneden dat ik dat rondvenster niet meer kan zien. Ook vond ik enkele malen verwijzingen naar literatuur die niet in de bibliografie bleek opgenomen, zoals de ‘doorwrochte notitie’ van Sander (1993) op p. 96. Hier helpt echter de catalogus, waar het bedoelde werk wel in de bibliografie staat. Nog vreemder is het natuurlijk, wanneer ik op de foto's andere dingen zie dan die die De Vos beschrijft. Zo ziet hij aan de hand van de jongeman in een loggia (nr. 48) een ring met twee robijnen, terwijl ik twee ringen met elk één steen ontwaar, en noteert hij op een tweeluik (nr. 55) ‘een vaas met rode irissen’ waar ik aan de hand van de foto toch tot anjers concludeer. Overigens komen bij mijn weten rode irissen ook niet voor, en is alleen de gele variant bij ons inheems. Het zijn natuurlijk maar kleinigheden in een dik boek en in een oeuvre met ontelbaar veel details. Wat blijft is dat na Friedländer de werken van Memling nu voortaan een DDV-nummer zullen dragen, en dat ik nog lang en vaak met genoegen zal terugdenken aan de grote hoeveelheid planken en verf die ik in de nazomer van 1994 in Brugge verzameld zag. Lauran Toorians Hans Memling, vijf eeuwen werkelijkheid en fictie. Groeningemuseum, Brugge. Catalogus in twee delen onder redactie van Dirk de Vos (catalogus 256 p., essays 128 p.) |
|