Podium tussen 1945 en 1948
In 1989 promoveerde Piet Calis op Het ondergronds verwachten, een onderzoek naar een groot aantal literaire tijdschriften die tijdens de Duitse bezetting van Nederland clandestien waren verschenen. Met enig gevoel voor understatement - zijn in druk verschenen studie telde maar liefst 570 pagina's - merkte Calis in een ‘woord vooraf’ op, dat hij eigenlijk een heel ander boek had willen schrijven; hem stond een beschrijving van de literaire ontwikkeling direct na mei 1945 voor ogen. Wat hij als inleidend hoofdstuk had gedacht, dijde al gauw uit tot een complete studie. Kort geleden verscheen dan het boek dat Calis aanvankelijk voor ogen heeft gestaan: Speeltuin van de titaantjes. Schrijvers en tijdschriften tussen 1945 en 1948. Het boek behandelt vooral de korte geschiedenis van de tijdschriften Proloog en
Columbus en die van de eerste naoorlogse jaren van Podium, dat de geschiedenis zou ingaan als het blad dat richting heeft gegeven aan de literaire vernieuwing rond 1950.
Speeltuin van de titaantjes beschrijft hoe direct na de beëindiging van de Duitse bezetting van Nederland initiatieven werden ontplooid
Piet Calis (o1936).
om de schrijvers die aan een aantal ondergrondse tijdschriften hadden meegewerkt, met elkaar in contact te brengen om zo tot de uitgave van een gemeenschappelijk tijdschrift te komen. De militante
Forumadepten van het Friese
Podium en de jonge schrijvers die tijdens de oorlog hadden meegewerkt aan de clandestiene bladen
Parade der Profeten, Zaans Groen en
Maecenas, bleken uiteindelijk verschillende opvattingen te hebben over de richting die dat tijdschrift zou moeten volgen. De Podiumgroep voelde weinig voor de te ‘esthetische’ instelling van de westerlingen en omgekeerd bestond er de nodige reserve tegenover het ‘engagement’ van Fokke Sierksma en de zijnen. Voorlopig liepen de wegen uiteen. De fusiebesprekingen leidden tot de stichting van
Columbus, ‘Literair en cultureel maandblad voor jongeren’; oktober 1946 verscheen het eerste nummer.
Podium vond een eigen uitgever en kreeg in de tweede en derde jaargang een steeds minder Fries karakter, mede doordat Gerrit Borgers tot de redactie was toegetreden. Minder uit ideologische motieven dan wel gedwongen door zakelijke omstandigheden bleef de redactie met uitgevers en al of niet officiële vertegenwoordigers van andere tijdschriften fusiebesprekingen voeren. Calis, die niet alleen inzage heeft gehad in briefwisselingen, dagboeken en andere documenten, maar zelf ook met talloze betrokkenen heeft gesproken en gecorrespondeerd, geeft niet alleen een gedetailleerd, maar ook zeer levend beeld van alle machinaties, die zich daarbij voordeden. Vooral de beschrijving van de ontwikkelingen in het zogenaamde ‘Podium Building’, een onbewoonbaar verklaarde woning in Amsterdam, waar zich de Friese redacteur Anne Wad-