lenen daarmee aan hun werk een bijkomende dimensie. En dan zijn er natuurlijk de auteurs die in hun titelfilosofie een hele evolutie doormaken, denken we maar aan Claude van de Berge.
Ik maak deze wellicht wat vergezochte overwegingen (hoewel, de Duitse filosoof Peter Sloterdijk heeft het o.m. over de achtergrond van een boektitel gehad in de inleiding tot zijn werk
Eurotaoïsmus. Zur Kritik der politischen Kinetik uit 1989) bij de lectuur van Pjeroo Roobjee's nieuwste roman,
Dodemanskamer, die voor mij als een aangename verrassing komt na een aantal werken die op zijn minst als ongewoon konden worden beschouwd. Bij Roobjee (1945) vinden we met name deze literaire kritiek van de titel onomwonden terug. Toen hij in 1966 debuteerde met
De nachtschrijver, drukte deze titel de onconventionele en lyrische sfeer van de jaren zestig uit. In de prozawerken die daarna ontstonden (Roobjee schreef ook voor het toneel), werd een vaak koldereske, satirische toon aangeslagen, die weerspiegeld werd in vaak ongewoon lange, absurd of surrealistisch aandoende titels, zoals
De bleke gebeurtenismaker (1969),
Situaties, projekten, privileges en zedelijke verplichtingen (1972),
Hoe de slang het vogeltje biologeert (1974),
Van het wilde westen geen nieuws (1974),
Astrid en Vincent van Gogh verdwijnen in een korenveld (1977) en tot slot
Pralina's pracht (1988), een titel waarin de kolder plaats heeft gemaakt voor een vorm van literair maniërisme. In een titel als
Dodemanskamer zit de verkillende eenvoud van de quintessens, een glans van de steen der wijzen die een verbijsterend universum ontsluit. De roman vertelt het verhaal van drie jonge mensen: Max, Pierre en zijn zuster Nikki, die in ‘het rampzalige jaar’ 1953 in een sadistisch complot verwikkeld raken. Wanneer de jonge Max door zijn vroegere schoolvriend Pierre bij hem thuis wordt ontboden, blijkt dat hem door de mooie, maar perverse Nicole de rol van moordenaar is toebedeeld. Het slachtoffer is de grootmoeder, die de familie in die mate tiranniseert dat de vader van de incestueuze Geschwister reeds maanden tevoren het huis heeft verlaten. Geïnspireerd op de moord gepleegd door Raskolnikow in Dostojewski's meesterwerk, zal de oude matrone ook met een bijl worden afgemaakt, waarbij een soortgelijke redenering als in
Misdaad en straf over de inferioriteit van
Pjeroo Roobjee (o1945) - Foto Juul van de Velde.
sommige mensen wordt gevolgd. Een en ander verloopt evenwel niet volgens plan, al gaat de vrouw wel dood en kunnen de beide kinderen op zoek gaan naar hun vader die ergens in het Vlaamse land rondzwerft. Zo voltrekt zich een dubbele odyssee, die voor de één een vlucht, voor de ander een Vatersuche is, waarbij zij een aantal hindernissen moeten overwinnen. Leidmotieven daarbij zijn de figuur van een zekere ridder Pourbus en de heilige vrouw met de baard, Wilgeforgis, die een rol speelt in de folklore en het bijgeloof betreffende het huwelijk en de menselijke relaties. Wanneer de partijen elkaar vinden, is de voltrekking van het noodlot een voldongen feit geworden en gaat de aarde ten onder in een apocalyptische vloed die alle sporen van de chaotische, misdadige en perverse wereld uitwist.
Dodemanskamer is een somber boek met evenwel prachtige humoristische passages, die hun kracht ontlenen aan de vaak ongewone woordkeuze van de auteur en tegelijk aan de realistisch aandoende, maar duidelijk parodiërende gesprekken tussen hoofdzakelijk volksfiguren. Op die manier wordt ook een stukje Vlaanderen na de Tweede Wereldoorlog gehekeld (de oorlog zelf speelt steeds op de achtergrond) en wordt de roman een beetje het relaas van een ‘verdriet’ van dit mooie land.
Roobjee heeft zijn thema's (de problematische relaties tussen de mensen met als hoogteen dieptepunt de liefde, de wanorde van de