Ons Erfdeel. Jaargang 37
(1994)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 690]
| |
Thierry de Cordier, ‘De bewaker van onze groententuin’, 1988-1989 - Foto Dirk Pauwels.
| |
[pagina 691]
| |
Thierry de Cordier: zelfportret als kunstenaar‘Aussi je me demande quelle différence il y a entre ètre une “fontaine” et pleurer sur le monde.’Ga naar eind(1) Lieven van den Abeele Thierry de Cordier (oOudenaarde, 1954) studeerde schilderkunst aan de Gentse academie, maar eigenlijk zou hij denker worden. Na zijn studies wijdt hij zich in afzondering aan de filosofie. Hij woont een tijdje aan de kust, met mijn rug naar de anderen en mijn gezicht naar de zee, is voortdurend op reis - hij leidt aan wat hij nomanie noemt, een ziekelijke gedrevenheid om altijd weg-te-willen-gaan - en schrijft zijn eerste gedichten. In 1985 keert hij terug naar de sedentaire wereld van de plastische kunsten. Deze rudimentaire poging om zich te vestigen, krijgt vorm in zijn eerste Cabane Flamande (1985), een tijdelijk onderkomen dat uit ter plaatse gevonden kasseistenen op de binnenplaats van het ICC te Antwerpen wordt opgericht. Sindsdien werkt hij aan verschillende maquettes van woningen, eenvoudig van vorm en opgebouwd uit primitieve materialen zoals hout, steen en gips. Zijn woningen hebben steeds een dubbele functie, ze zijn zowel toevluchtsoord als ontmoetingsplaats. Het evenwicht tussen beide functies wordt gesymboliseerd in een soort paalwoning met een naar achteren schuin aflopend dak. Het voorste gedeelte, dat zoals bij een luidspreker hoger is dan het achterste deel, fungeert als podium - De Cordier noemt het een Chantoir - van waarop hij zijn Wereldtoespraak wil uitschreeuwen. De architectuur fungeert hier als experimenteel denkmodel. Ze is bepalend voor de plaats van de kunstenaar binnen de maatschappij. Tevens weerspiegelt ze zijn dubbele functie. De paradox van de kunstenaar is die van de wetenschapper en de mysticus: ze hebben eenzaamheid nodig om aan de gemeenschap achteraf de vruchten van hun experimenten en hun meditatie te kunnen overdragen. Het idee van de ivoren toren als sociale instelling zal later in de maquette voor zijn Villa pour une personne en het project Village pour moi tout seul verder worden uitgewerkt. | |
[pagina 692]
| |
Vooral Antichambre (Gent, 1986), een alternatieve tentoonstelling in de marge van Chambres d'amis, bouwde De Cordier op het dak van een verlaten fabrieksgebouw zijn Vlaamse berghut. Het werd een belangrijke ontmoetingsplaats. De gastvrijheid was er hartelijk en warm. Met gulle hand werd er door de kunstenaar wijn geschonken. De podia voor zijn wereldtoespraak, eenzaam in de bergen, onhoorbaar in de steenwoestijn van een treinstation te Lyon of gewraakt door de plaatselijke autoriteiten (Lambertikirche, Münster), getuigen nog van een gewild naïef verlangen om de wereld te veranderen. J'ai décidé de changer le monde. Maar deze uitputtende confrontatie met de buitenwereld levert niet het gewenste resultaat. De filosoof is vermoeid (je suis un philosophe fatigué), hij schrijft een boek voor niets (un livre pour rien) en laat zijn tong kortknippen (ik liet mijn tong kortknippen...). De wereldtoespraak wordt onherroepelijk doorgestreept. Je n'ai absolument rien à voir avec le XXième siècle. Wie de wereld wil veranderen, moet eerst zichzelf veranderen. Le seul endroit où l'on peut faire quelque chose est dans sa propre pensée. Étant donné que l'isolement est le seul endroit où l'onpeut réfléchir. De kunstenaar, Moi, Th. de Cordier néén Flandre le 17 juin 1954, gaat op zoek naar zijn eigen identiteit, de grenzen van zijn mogelijkheden en zijn plaats in de wereld. Hiervoor keert hij terug naar de bron J'ai creusé un trou dans ma tête, die hij vereenzelvigt met de natuur van de Vlaamse Ardennen, zijn geboortestreek. Ik geloof dat de mens niet meer kan doen dan in samenklank leven met datgene waar hij uit voortkomt. Voorheen definieerde hij zichzelf achtereenvolgens als een philosophe-autodidacte, (ex)peintre, peintre en bâtiment, peintre de bateau, écrivain, limonadier, trieur de pommes de terre, architecte-autodidacte (adepte de l'architecture sans architectes), sans emploi, père de deux enfants, solitaire, hermite, schizophrène, ver-de-terre, grand voyageur, romantique, mélancholique (de cette mélancholie qui vous rend heureux, parfois). Voortaan is hij enkel nog Jardinier, Jardinier Dans-Ma-Tête!... J'ai décidé de penser le monde du fond de mon jardin et de pratiquer le jardinage. Ceci permet de me consacrer à la réflexion pure sans obligation de me justifier envers les autres. Repenser le monde mais sans plus rien vouloir y faire. Om zijn aftocht te dekken, plaatst hij in het museum de bewaker van zijn groententuin, een soort vogelverschrikker, die brutaal uit zijn natuurlijk milieu werd weggerukt. Zijn voeten zijn wortels waaraan nog aardkluiten hangen. Op zijn borst draagt hij een houten dwarslat van een kruis. Het werk wordt vergezeld van volgende waarschuwing: Avertissement aux autres! Que celui qui visite (...) ma pensée (...) sache que moi qui y travaille sans arrêt et en toute grande patience comme si je m'étais fait jardinier dans ma tête. En effet j'exige qu'on s'y promène sans se faire voir, disons qu'à la plus part, je demande de ne point me visiter. (Qu'on se le dise...), getekend Le Maître de Schorisse, 1988. | |
[pagina 693]
| |
Thierry de Cordier, ‘Avertissement aux Autres’, 1988 - Foto Dirk Pauwels.
Als kunstenaar sluit De Cordier aan bij de romantische traditie die gekenmerkt wordt door een onvermijdelijke spanning tussen de realiteit en het ideaalbeeld van de kunstenaar. Als denker staat hij sterk onder de invloed van Schopenhauer. Het centrale thema van zijn werk formuleert De Cordier als volgt: l'homme est un manque, de mens is onvolmaakt, hij streeft naar volmaaktheid. Daar het verlangen oneindig en de bevrediging beperkt is, is het bestaan een permanente zelfkwelling. De wereld is een marteling waarbij beul en slachtoffer identiek zijn. Volgens Schopenhauer is de behoefte de gestadige gesel van de mensheid. De weinigen aan wie hij bespaard blijft, vallen aanstonds ten prooi aan een andere gesel, die van de verveling. Zoals ieder mens gaat de kunstenaar op zoek naar het geluk, dat erop neerkomt vrij van leed te blijven en zich in een ongestoorde gemoedsrust te verheugen. Maar zolang we aan onze driften zijn overgeleverd, zullen we nooit duurzaam geluk of rust vinden. Toch zijn er volgens Schopenhauer twee mogelijkheden om het rad van Ixion stil te leggen. Kunst kan ons niet verlossen van de tyrannie van de wil, dit vermogen alleen ascetisme, de Boeddhistische onthechting en de ‘heilige’ verzaking van de wil. Maar in zoverre kunst in staat is de dingen onafhankelijk van de wil te beschouwen, kan het streven naar zelfbehoud in de kunst tijdelijk worden uitgeschakeld. De kunstenaar, Schopenhauer spreekt van het genie, is in staat tot volkomen objectiviteit. Hij bezit het vermogen zuiver beschouwend, ‘helder oog van de wereld’ te zijn, en niet voor een ogenblik, maar lang genoeg om het geschouwde in vorm weer te geven. Het vermogen de Ideeën op zichzelf te kennen, is eigen, zij het in meer of mindere mate, aan alle mensen, anders zouden ze niet voor kunst ontvankelijk | |
[pagina 694]
| |
zijn. In de kunst is de Idee gemakkelijker toegankelijk dan in de natuur, omdat de kunstenaar in zijn werk de zuivere Idee gereproduceerd heeft; hij maakt abstractie van het particuliere van de realiteit. In het object herkennen we niet het particuliere ding maar het Idee. In de zogenaamde Groenten, uit klei geboetseerde figuren met antropomorfe kenmerken, herkennen we het organicistische karakter van de kunst, zoals dat ook bij de romantici tot uiting komt. Het kunstwerk ontwikkelt zich van binnenuit, het groeit als het ware door zelforganisatie en niet door een mechanisch principe dat van buitenaf werd opgelegd. De figuren vertegenwoordigen een lagere vorm van zijn, een primaire gelukzaligheid die overeenkomt met de hiërarchie van Schopenhauer die stelt, dat hoe hoger de levensvorm, des te groter en te meer zichtbaar het lijden is. Vanaf de plant, via de lage worm en de insekten tot aan de gewervelde dieren met hun volmaakte zenuwstelsel is het een voortdurend toenemen van gevoeligheid voor pijn. En onder de mensen lijdt diegene het meest, die het diepste inzicht heeft. Uit deze verschrikkelijke vaststelling ontstond de Lijdensvanger van Puycelsi. De pendant van de bewaker van zijn groententuin uit het museum werd opgesteld in een klein dorpje in Zuid-Frankrijk, waar hij 's nachts door onbekenden vernield werd. Omdat het lijden zinloos bleek, keert de kunstenaar symbolisch terug naar een staat van zijn-en-niet-zijn, een soort embryonale gelukzaligheid, zoals die in het Zelfportret als regenworm, een schildering uit 1987, of in de Groenten, gesuggereerd wordt. Maar sinds het overlijden van de moeder, de enige band met de oervormen, met deze staat van zijn-en-niet-zijn, is de hoop op een terugkeer naar de oorsprong ijdele hoop geworden. Vandaar de kunst, als Lettres en retard à ma mère (†), als enig alternatief voor le manque. Sinds de kunstenaar in de negentiende eeuw van zijn opdrachtgever onafhankelijk werd, bleef hij alleen achter met zichzelf als enig onderwerp. Kon hij zich vroeger gemakkelijk met zijn opdrachtgever vereenzelvigen of zijn eigen persoonlijkheid achter een religieus, mythologisch of historisch thema wegmoffelen, nu moest hij plotseling zijn bestaansreden als kunstenaar louter door zichzelf rechtvaardigen. Sindsdien is de kunstenaar onophoudelijk op zoek gegaan naar zijn eigen identiteit, zijn verhouding tot de wereld, zijn plaats en zijn functie in de maatschappij. Onder invloed van de romantiek ontstond een soort existentiële kunstenaar, die via zichzelf de wereld tracht te begrijpen. Het particuliere wordt symbool voor het universele (Goethe). Het leven van de kunstenaar wordt de leidraad voor zijn oeuvre. In de jaren vijftig raakt het creatieve subject onherroepelijk met zijn object vergroeid. Via het gevoelsmatige karakter van de toets identificeert de abstract | |
[pagina 695]
| |
Thierry de Cordier, ‘Studiolo’, 1991-1992 - Foto Dirk Pauwels.
expressionistische schilder zich volledig met zijn werk. Le sujet se fait en scrutant l'object, zegt Sartre. Gebeurde dit bij de schilders nog op een intuïtief gevoelsmatige manier, de verstoorde relatie tussen het object en het subject werd in de jaren zestig geconceptualiseerd. De biografie van de kunstenaar, die vroeger uitsluitend door de commentatoren geschreven werd, wordt nu door de kunstenaar zelf in zijn oeuvre ingepast. Tegelijkertijd verspreidt de kunstenaar intieme documenten zoals foto's, brieven, dagboeken, e.a. die haast dezelfde status als het kunstwerk krijgen. Het tijdperk van de meesterwerken is voorbij. Het oeuvre is een levenswerk geworden. | |
[pagina 696]
| |
Deze kunst van de habitus, waarin kunstenaars als Beuys en Warhol grootmeesters waren, is verbonden met een geheel van gedragsregels die door de kunstenaar zelf worden vastgelegd - De Cordier noemt dit zijn moraal-voor-één-persoon - en door hem alleen worden toegepast. Kunst is niet meer en niet minder dan een moraal. Het esthetische gevoel wordt ondergeschikt aan de ethische eisen. De biografie wordt geschreven alvorens geleefd te worden. De afzonderlijke werken zijn een soort archeologische getuigen a posteriori. Ze ontlenen hun waarde alleen aan het geleefde leven, hier en nu.Ga naar eind(2) Thierry de Cordier, ‘Après Paysage’, Documenta IX, 1992 - Foto Dirk Pauwels.
Voor De Cordier maakt het niet uit of hij schilder, beeldhouwer of schrijver is, het ut pictura poesies indachtig, drukt hij zich even gemakkelijk uit in het woord als in het beeld. In 1991 verscheen het eerste deel van zijn geschriften, Ecrits, ou Les petites pensées d'un philosophe auto-didacte.Ga naar eind(3) Het betreft een reeks aforismen, niet geschreven in zijn gemaniëreerde handschrift maar gedrukt, als in een echt boek. Ook hier vallen leven en kunst opnieuw samen. Ce présent livre n'est pas l'objet d'un seul volume, mais d'un nombre indéfinissable à l'avance - qui s'arrêtera à ma mort. Evenals zijn ander werk is het enkel en alleen een | |
[pagina 697]
| |
legitimatie van zijn (kunstenaars)bestaan. Schrijven is een activiteit, zegt hij in een interview, Het is een beroepsbezigheid die de maatschappelijke formulering is van waar het mij wezenlijk om gaat: stilstaan en nadenken. Maar, voegt hij er onmiddellijk aan toe, dat beeld van het stilstaan en nadenken staat voor onze beschaving gelijk met nietsdoen. Behalve voor de kunstenaar, aangezien All art quite useless is. Daarom beschrijft De Cordier hoofdzakelijk zijn werkwijze (of de afwezigheid ervan) en de omstandigheden waarin hij werkt. Le défilé monotone de mes pages écrites sans ordre précis, sans même le moindre souci de vouloir être en ordre (ç.-à-d. méthodique), je me dois de le dire, n'apporteront guére grand chose à personne. Page après page mes mots s'avancent vers l'inutile... et n'existent probablement que pour satisfaire à mes propres besoins. Comme si je n'écrivais que pour m'aider. Ce livre pour-moi-tout-seul ne s'adresse à personne. Mais, alors, pourquoi l'avoir publié, si ce n'est que par là, à partir d'aujourd'hui, je peux me faire passer pour un ‘vrai’ écrivain. |
|